Overzicht
Duits naar Nederlands: Meer gegevens...
- gerührt:
- rühren:
-
Wiktionary:
- rühren → roeren, verroeren, vertederen
- rühren → emotioneren, ontroeren, ontzetten, aangrijpen, bewegen, roeren, omzetten, overbrengen, overplaatsen, verleggen, verplaatsen, verroeren, mengen, vermengen, agiteren, ophitsen, opruien, opstoken, opwinden, schudden
Duits
Uitgebreide vertaling voor gerührt (Duits) in het Nederlands
gerührt:
-
gerührt (betroffen; ergriffen; bewegt)
getroffen; geraakt; kapot van; geëmotioneerd; aangedaan; aangeslagen; geroerd; aangegrepen-
getroffen bijvoeglijk naamwoord
-
geraakt bijvoeglijk naamwoord
-
kapot van bijvoeglijk naamwoord
-
geëmotioneerd bijvoeglijk naamwoord
-
aangedaan bijvoeglijk naamwoord
-
aangeslagen bijvoeglijk naamwoord
-
geroerd bijvoeglijk naamwoord
-
aangegrepen bijvoeglijk naamwoord
-
-
gerührt (ergriffen; betroffen; bewegt)
-
gerührt (ergriffen)
-
gerührt (bewegt; sentimental)
bewogen; geëmotioneerd; gepassioneerd; gevoelvol-
bewogen bijvoeglijk naamwoord
-
geëmotioneerd bijvoeglijk naamwoord
-
gepassioneerd bijvoeglijk naamwoord
-
gevoelvol bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor gerührt:
rühren:
-
rühren (mischen; bewegen)
-
rühren (betreffen; treffen; berühren; bewegen; antun; erregen)
-
rühren (in Bewegung bringen; bewegen; sich regen)
bewegen; in beweging brengen; beroeren-
in beweging brengen werkwoord (breng in beweging, brengt in beweging, bracht in beweging, brachten in beweging, in beweging gebracht)
-
rühren (beeinflußen; treffen; anrühren; ansprechen)
-
rühren (ergreifen)
-
rühren (treffen; berühren; schlagen; erregen; besiegen; betreffen; bewegen; antun)
-
rühren
-
rühren
-
rühren
-
rühren (treffen; bewegen)
-
rühren (milde machen; erweichen; weich machen)
-
rühren (bewegen)
zich bewegen-
zich bewegen werkwoord
-
Conjugations for rühren:
Präsens
- rühre
- rührst
- rührt
- rühren
- rührt
- rühren
Imperfekt
- rührte
- rührtest
- rührte
- rührten
- rührtet
- rührten
Perfekt
- habe gerührt
- hast gerührt
- hat gerührt
- haben gerührt
- habt gerührt
- haben gerührt
1. Konjunktiv [1]
- rühre
- rührest
- rühre
- rühren
- rühret
- rühren
2. Konjunktiv
- rührte
- rührtest
- rührte
- rührten
- rührtet
- rührten
Futur 1
- werde rühren
- wirst rühren
- wird rühren
- werden rühren
- werdet rühren
- werden rühren
1. Konjunktiv [2]
- würde rühren
- würdest rühren
- würde rühren
- würden rühren
- würdet rühren
- würden rühren
Diverses
- rühr!
- rührt!
- rühren Sie!
- gerührt
- rührend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie
Vertaal Matrix voor rühren:
Synoniemen voor "rühren":
Wiktionary: rühren
rühren
Cross Translation:
verb
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• rühren | → emotioneren; ontroeren | ↔ affect — to move to emotion |
• rühren | → ontroeren; ontzetten; aangrijpen; bewegen; roeren | ↔ move — to arouse the feelings or passions of |
• rühren | → omzetten; overbrengen; overplaatsen; verleggen; verplaatsen; bewegen; verroeren; aangrijpen; ontroeren | ↔ remuer — mouvoir, déplacer. |
• rühren | → mengen; vermengen | ↔ touiller — mélanger, brasser, remuer. |
• rühren | → aangrijpen; bewegen; ontroeren; agiteren; ophitsen; opruien; opstoken; opwinden; schudden | ↔ émouvoir — provoquer une émotion. |