Home ->Woordenboeken ->Duits/Nederlands ->Vertaal geleckt

Vertaal geleckt van Duits naar Nederlands

Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. geleckt:
  2. lecken:
  3. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor geleckt (Duits) in het Nederlands

geleckt:

geleckt bijvoeglijk naamwoord

  1. geleckt (geschliffen; poliert; geputzt)
    gelikt; gladjanusachtig
  2. geleckt (haarfein; genau; korrekt; )
    ragfijn
  3. geleckt (geputzt; poliert; saubergemacht; geschliffen)
    gepolijst; gepoetst; opgepoetst

Vertaal Matrix voor geleckt:

Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
gelikt geleckt; geputzt; geschliffen; poliert piekfein
ragfijn akkurat; eigen; geleckt; genau; haarfein; haargenau; haarklein; haarscharf; hauchdünn; hauchfein; hauchzart; knapp; korrekt; piekfein; pünktlich; sorgfältig; strikt; tipp-topp; treffend
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
gepoetst geleckt; geputzt; geschliffen; poliert; saubergemacht
gepolijst geleckt; geputzt; geschliffen; poliert; saubergemacht aufpoliert; geschliffen; glattgeschliffen
gladjanusachtig geleckt; geputzt; geschliffen; poliert
opgepoetst geleckt; geputzt; geschliffen; poliert; saubergemacht

lecken:

lecken werkwoord (lecke, leckst, leckt, leckte, lecktet, geleckt)

  1. lecken (leerlaufen; auslecken)
    lekken; lek zijn
    • lekken werkwoord (lek, lekt, lekte, lekten, gelekt)
    • lek zijn werkwoord
  2. lecken (ablecken)
    aflikken; likken
    • aflikken werkwoord (lik af, likt af, likte af, likten af, afgelikt)
    • likken werkwoord (lik, likt, likte, likten, gelikt)
  3. lecken (naschen; ablecken)
    snoepen
    • snoepen werkwoord (snoep, snoept, snoepte, snoepten, gesnoept)
  4. lecken (tropfen; triefen; laufen; )
    druppelen; afdruipen; sijpelen; droppen; druipen; druppen; druppels laten vallen; uitdruppelen
    • druppelen werkwoord (druppel, druppelt, druppelde, druppelden, gedruppeld)
    • afdruipen werkwoord (druip af, druipt af, droop af, dropen af, afgedropen)
    • sijpelen werkwoord (sijpel, sijpelt, sijpelde, sijpelden, gesijpeld)
    • droppen werkwoord (drop, dropt, dropte, dropten, gedropt)
    • druipen werkwoord (druip, druipt, droop, dropen, gedropen)
    • druppen werkwoord (drup, drupt, drupte, drupten, gedrupt)
    • uitdruppelen werkwoord (druppel uit, druppelt uit, druppelde uit, druppelden uit, uitgedruppeld)

Conjugations for lecken:

Präsens
  1. lecke
  2. leckst
  3. leckt
  4. lecken
  5. leckt
  6. lecken
Imperfekt
  1. leckte
  2. lecktest
  3. leckte
  4. leckten
  5. lecktet
  6. leckten
Perfekt
  1. habe geleckt
  2. hast geleckt
  3. hat geleckt
  4. haben geleckt
  5. habt geleckt
  6. haben geleckt
1. Konjunktiv [1]
  1. lecke
  2. leckest
  3. lecke
  4. lecken
  5. lecket
  6. lecken
2. Konjunktiv
  1. leckte
  2. lecktest
  3. leckte
  4. leckten
  5. lecktet
  6. leckten
Futur 1
  1. werde lecken
  2. wirst lecken
  3. wird lecken
  4. werden lecken
  5. werdet lecken
  6. werden lecken
1. Konjunktiv [2]
  1. würde lecken
  2. würdest lecken
  3. würde lecken
  4. würden lecken
  5. würdet lecken
  6. würden lecken
Diverses
  1. leck!
  2. leckt!
  3. lecken Sie!
  5. geleckt
  6. leckend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor lecken:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afdruipen Abtropfen
aflikken ablecken; lecken
droppen Abwerfen
lekken Leck; Loch; Punktion; Undichtigkeit; undichte Stelle; Öffnung
likken ablecken; lecken Gefängnisse
uitdruppelen Abtropfen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afdruipen abtropfen; auslecken; durchfallen; durchsickern; herauströpfeln; laufen; lecken; sickern; triefen; tropfen; tröpfeln abtriefen; abtropfen; auslecken
aflikken ablecken; lecken
droppen abtropfen; auslecken; durchfallen; durchsickern; herauströpfeln; laufen; lecken; sickern; triefen; tropfen; tröpfeln abtropfen; abwerfen; auslecken; durchsickern; herauströpfeln; laufen; schmeißen; sickern; triefen; tropfen; tröpfeln; werfen
druipen abtropfen; auslecken; durchfallen; durchsickern; herauströpfeln; laufen; lecken; sickern; triefen; tropfen; tröpfeln abtropfen; auslecken; durchsickern; herauströpfeln; laufen; sickern; triefen; tropfen; tröpfeln
druppelen abtropfen; auslecken; durchfallen; durchsickern; herauströpfeln; laufen; lecken; sickern; triefen; tropfen; tröpfeln abtropfen; auslecken; durchsickern; herauströpfeln; laufen; sickern; triefen; tropfen; tröpfeln
druppels laten vallen abtropfen; auslecken; durchfallen; durchsickern; herauströpfeln; laufen; lecken; sickern; triefen; tropfen; tröpfeln abtropfen; auslecken; durchsickern; herauströpfeln; laufen; sickern; triefen; tropfen; tröpfeln
druppen abtropfen; auslecken; durchfallen; durchsickern; herauströpfeln; laufen; lecken; sickern; triefen; tropfen; tröpfeln abtropfen; auslecken; durchsickern; herauströpfeln; laufen; sickern; triefen; tropfen; tröpfeln
lek zijn auslecken; lecken; leerlaufen
lekken auslecken; lecken; leerlaufen
likken ablecken; lecken
sijpelen abtropfen; auslecken; durchfallen; durchsickern; herauströpfeln; laufen; lecken; sickern; triefen; tropfen; tröpfeln abtropfen; laufen; sickern; triefen; tropfen; tröpfeln
snoepen ablecken; lecken; naschen
uitdruppelen abtropfen; auslecken; durchfallen; durchsickern; herauströpfeln; laufen; lecken; sickern; triefen; tropfen; tröpfeln abtropfen; auslecken

Synoniemen voor "lecken":

  • ablecken; ablutschen; abschlabbern; abschlecken; lutschen; schlecken
  • blasen; oral befriedigen; schwanzlutschen
  • ein Leck haben; ein Loch haben; undicht sein

Wiktionary: lecken

lecken
verb
  1. met de tong aanraken
Cross Translation:
FromToVia
• lecken → lekken ↔ leak — to allow fluid to escape or enter
• lecken → likken ↔ lick — to stroke with a tongue
• lecken → likken ↔ lécher — passer la langue sur quelque chose.







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0425 seconde
Page rendered in 1.0 seconds