Home ->Woordenboeken ->Duits/Nederlands ->Vertaal garnieren

Vertaal garnieren van Duits naar Nederlands

Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. garnieren:
  2. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor garnieren (Duits) in het Nederlands

garnieren:

garnieren werkwoord (garniere, garnierst, garniert, garnierte, garniertet, garniert)

  1. garnieren (gestalten; aufmachen; dekorieren; )
    versieren; afwerken; garneren; schotels garneren; opmaken; opsmukken
    • versieren werkwoord (versier, versiert, versierde, versierden, versierd)
    • afwerken werkwoord (werk af, werkt af, werkte af, werkten af, afgewerkt)
    • garneren werkwoord (garneer, garneert, garneerde, garneerden, gegarneerd)
    • schotels garneren werkwoord
    • opmaken werkwoord (maak op, maakt op, maakte op, maakten op, opgemaakt)
    • opsmukken werkwoord (smuk op, smukt op, smukte op, smukten op, opgesmukt)

Conjugations for garnieren:

Präsens
  1. garniere
  2. garnierst
  3. garniert
  4. garnieren
  5. garniert
  6. garnieren
Imperfekt
  1. garnierte
  2. garniertest
  3. garnierte
  4. garnierten
  5. garniertet
  6. garnierten
Perfekt
  1. habe garniert
  2. hast garniert
  3. hat garniert
  4. haben garniert
  5. habt garniert
  6. haben garniert
1. Konjunktiv [1]
  1. garniere
  2. garnierest
  3. garniere
  4. garnieren
  5. garnieret
  6. garnieren
2. Konjunktiv
  1. garnierte
  2. garniertest
  3. garnierte
  4. garnierten
  5. garniertet
  6. garnierten
Futur 1
  1. werde garnieren
  2. wirst garnieren
  3. wird garnieren
  4. werden garnieren
  5. werdet garnieren
  6. werden garnieren
1. Konjunktiv [2]
  1. würde garnieren
  2. würdest garnieren
  3. würde garnieren
  4. würden garnieren
  5. würdet garnieren
  6. würden garnieren
Diverses
  1. garniere!
  2. garniert!
  3. garnieren Sie!
  5. garniert
  6. garnierend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor garnieren:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afwerken Absolvieren; Schlachten; Vollenden
opmaken Redigieren; Zurechtmachen
opsmukken Aufschmücken; Ausschmückung; Dekorieren
versieren Ausschmückung; Dekorieren; Girlande; Schmücken; Verzierung
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afwerken aufmachen; dekorieren; feinmachen; fertigmachen; fertigstellen; garnieren; gestalten; verzieren; vollenden; zieren abmachen; erledigen; fertig bringen
garneren aufmachen; dekorieren; feinmachen; fertigmachen; fertigstellen; garnieren; gestalten; verzieren; vollenden; zieren
opmaken aufmachen; dekorieren; feinmachen; fertigmachen; fertigstellen; garnieren; gestalten; verzieren; vollenden; zieren Vorbereitungen treffen; anmalen; aufbrauchen; aufmachen; benutzen; gebrauchen; konsumieren; schminken; seineErsparnisseverprassen; verbrauchen; vergeuden; verprassen; verschwenden
opsmukken aufmachen; dekorieren; feinmachen; fertigmachen; fertigstellen; garnieren; gestalten; verzieren; vollenden; zieren anmalen; aufmachen; aufpolieren; aufputzen; ausstaffieren; dekorieren; feinmachen; herausputzen; schminken; schmücken; sich ausschmucken; verzieren
schotels garneren aufmachen; dekorieren; feinmachen; fertigmachen; fertigstellen; garnieren; gestalten; verzieren; vollenden; zieren
versieren aufmachen; dekorieren; feinmachen; fertigmachen; fertigstellen; garnieren; gestalten; verzieren; vollenden; zieren dekorieren; einkleiden; verzieren

Synoniemen voor "garnieren":


Wiktionary: garnieren

garnieren
verb
  1. versieren van voeding
Cross Translation:
FromToVia
• garnieren → afzetten; beslaan; garneren; stofferen; uitmonsteren ↔ garnir — militaire|fr armer, munir un dispositif de défense d'éléments ou de troupes nécessaires à sa défense, à sa protection.







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0260 seconde
Page rendered in 1.0 seconds