Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. garen:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor garen (Duits) in het Nederlands

garen:

garen werkwoord

  1. garen (garkochen; kochen)
    gaar koken
    • gaar koken werkwoord (kook gaar, kookt gaar, kookte gaar, kookten gaar, gaar gekookd)

Vertaal Matrix voor garen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
gaar koken garen; garkochen; kochen

Synoniemen voor "garen":


Wiktionary: garen


Cross Translation:
FromToVia
garen koken cook — prepare (food) for eating
garen koken cook — become ready for eating