Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. gar:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor gar (Duits) in het Nederlands

gar:

gar bijvoeglijk naamwoord

  1. gar (fertig; klar)
    gekookt
  2. gar (bereit; fertig)
    gereed; gedaan; gaar; doorgekookt

Vertaal Matrix voor gar:

Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
gaar bereit; fertig; gar ermattet; ermüdet
gedaan bereit; fertig; gar aus; beendet; fertig; vollendet
gereed bereit; fertig; gar aus; beendet; bereit; einsatzbereit; erledigt; fertig; geschafft; klar; parat; vollendet
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
doorgekookt bereit; fertig; gar
gekookt fertig; gar; klar

Synoniemen voor "gar":


Wiktionary: gar


Cross Translation:
FromToVia
gar gaar done — (of food) ready, fully cooked

Verwante vertalingen van gar