Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. gaffen:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor gaffen (Duits) in het Nederlands

gaffen:

gaffen werkwoord (gaffe, gaffst, gafft, gaffte, gafftet, gegafft)

  1. gaffen (beobachten; anschauen; begucken; )
    gadeslaan; bekijken; toeschouwen; aankijken
    • gadeslaan werkwoord (sla gade, slaat gade, sloeg gade, sloegen gade, gade geslagen)
    • bekijken werkwoord (bekijk, bekijkt, bekeek, bekeken, bekeken)
    • toeschouwen werkwoord (schouw toe, schouwt toe, schouwde toe, schouwden toe, toegeschouwd)
    • aankijken werkwoord (kijk aan, kijkt aan, keek aan, keken aan, aangekeken)
  2. gaffen (anglotzen; stieren; starren; angaffen)
    aanstaren; aangapen
    • aanstaren werkwoord (staar aan, staart aan, staarde aan, staarden aan, aangestaard)
    • aangapen werkwoord (gaap aan, gaapt aan, gaapte aan, gaapten aan, aangegaapt)

Conjugations for gaffen:

Präsens
  1. gaffe
  2. gaffst
  3. gafft
  4. gaffen
  5. gafft
  6. gaffen
Imperfekt
  1. gaffte
  2. gafftest
  3. gaffte
  4. gafften
  5. gafftet
  6. gafften
Perfekt
  1. habe gegafft
  2. hast gegafft
  3. hat gegafft
  4. haben gegafft
  5. habt gegafft
  6. haben gegafft
1. Konjunktiv [1]
  1. gaffe
  2. gaffest
  3. gaffe
  4. gaffen
  5. gaffet
  6. gaffen
2. Konjunktiv
  1. gaffte
  2. gafftest
  3. gaffte
  4. gafften
  5. gafftet
  6. gafften
Futur 1
  1. werde gaffen
  2. wirst gaffen
  3. wird gaffen
  4. werden gaffen
  5. werdet gaffen
  6. werden gaffen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde gaffen
  2. würdest gaffen
  3. würde gaffen
  4. würden gaffen
  5. würdet gaffen
  6. würden gaffen
Diverses
  1. gaffe!
  2. gafft!
  3. gaffen Sie!
  4. gegafft
  5. gaffend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor gaffen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aangapen Angaffen; Anglotzen; Anstarren
aankijken Ansehen; in die Augen schauen
aanstaren Angaffen; Anglotzen; Anstarren
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aangapen angaffen; anglotzen; gaffen; starren; stieren
aankijken anblicken; anschauen; ansehen; begucken; beobachten; besehen; betrachten; beäugen; gaffen; gucken; zusehen anblicken; anschauen; ansehen; betrachten; gucken; schauen; sehen; wahrnehmen
aanstaren angaffen; anglotzen; gaffen; starren; stieren starren; stieren
bekijken anblicken; anschauen; ansehen; begucken; beobachten; besehen; betrachten; beäugen; gaffen; gucken; zusehen Tot fallen können; anblicken; anschauen; ansehen; begucken; bemerken; beobachten; beschauen; besichtigen; betrachten; einen der Schlag treffen können; entdecken; feststellen; gucken; inspizieren; mustern; observieren; prüfen; schauen; sehen; sich anschauen; sich ansehen; wahrnehmen
gadeslaan anblicken; anschauen; ansehen; begucken; beobachten; besehen; betrachten; beäugen; gaffen; gucken; zusehen bemerken; beobachten; entdecken; feststellen; observieren; sehen; wahrnehmen
toeschouwen anblicken; anschauen; ansehen; begucken; beobachten; besehen; betrachten; beäugen; gaffen; gucken; zusehen betrachten; hinblicken; schauen

Synoniemen voor "gaffen":


Wiktionary: gaffen

gaffen
verb
  1. neugierig starren
gaffen
verb
  1. met open mond vol verwondering ergens naar kijken