Duits
Uitgebreide vertaling voor fruchtlos (Duits) in het Nederlands
fruchtlos:
-
fruchtlos (vertrocknet; trocken; dürr; karg; öde; welk; unfruchtbar)
-
fruchtlos (vergebens; umsonst; erfolglos; nutzlos; sinnlos; heillos)
tevergeefs; ijdel; nutteloos; zonder resultaat; vergeefs; vruchteloos-
tevergeefs bijwoord
-
ijdel bijvoeglijk naamwoord
-
nutteloos bijvoeglijk naamwoord
-
zonder resultaat bijvoeglijk naamwoord
-
vergeefs bijvoeglijk naamwoord
-
vruchteloos bijvoeglijk naamwoord
-
-
fruchtlos (erfolglos; resultatlos)
zonder succes; zonder resultaat-
zonder succes bijvoeglijk naamwoord
-
zonder resultaat bijvoeglijk naamwoord
-
-
fruchtlos (vergeblich; unscheinbar; sehr klein)
vruchteloos; onbeduidend; ijdel-
vruchteloos bijvoeglijk naamwoord
-
onbeduidend bijvoeglijk naamwoord
-
ijdel bijvoeglijk naamwoord
-