Home ->Woordenboeken ->Duits/Nederlands ->Vertaal freigegeben

Vertaal freigegeben van Duits naar Nederlands

Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. freigegeben:
  2. freigeben:
  3. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor freigegeben (Duits) in het Nederlands

freigegeben:

freigegeben bijvoeglijk naamwoord

  1. freigegeben
    vrijgegeven
  2. freigegeben
    opengesteld
  3. freigegeben (unbewohnt; unbesetzt; ledig; )
    onbewoond
  4. freigegeben (öffentlich; rein; aufrichtig; )
    rechttoe rechtaan; openlijk; cru; onomwonden; onverbloemd; onverholen

Vertaal Matrix voor freigegeben:

Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
cru aufrichtig; fair; fein; freigegeben; geradeheraus; gerecht; geöffnet; herzlich; offen; offenherzig; pur; rein; treu; treugesinnt; treuherzig; unverblühmt; unverblümt; unverfälscht; unverhohlen; öffentlich
onbewoond frei; freigegeben; ledig; leer; offen; unbebaut; unbesetzt; unbewohnt; untätig; wüst
onomwonden aufrichtig; fair; fein; freigegeben; geradeheraus; gerecht; geöffnet; herzlich; offen; offenherzig; pur; rein; treu; treugesinnt; treuherzig; unverblühmt; unverblümt; unverfälscht; unverhohlen; öffentlich aufrichtig; freimütig; geradeheraus; offen; offenherzig; rundheraus; unumwunden; unverblümt; unverhohlen
onverbloemd aufrichtig; fair; fein; freigegeben; geradeheraus; gerecht; geöffnet; herzlich; offen; offenherzig; pur; rein; treu; treugesinnt; treuherzig; unverblühmt; unverblümt; unverfälscht; unverhohlen; öffentlich aufrichtig; freimütig; geradeheraus; offen; offenherzig; rundheraus; unverblümt; unverhohlen
onverholen aufrichtig; fair; fein; freigegeben; geradeheraus; gerecht; geöffnet; herzlich; offen; offenherzig; pur; rein; treu; treugesinnt; treuherzig; unverblühmt; unverblümt; unverfälscht; unverhohlen; öffentlich aufrichtig; aus vollem Halse; aus voller Kehle; freimütig; geradeheraus; offen; offenherzig; rundheraus; unumwunden; unverblümt; unverhohlen
openlijk aufrichtig; fair; fein; freigegeben; geradeheraus; gerecht; geöffnet; herzlich; offen; offenherzig; pur; rein; treu; treugesinnt; treuherzig; unverblühmt; unverblümt; unverfälscht; unverhohlen; öffentlich aufrecht; aufrichtig; direkt; ehrlich; ernsthaft; fair; geradeheraus; offen; rundheraus; schnurgerade; unverstellt; wahr
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
opengesteld freigegeben
rechttoe rechtaan aufrichtig; fair; fein; freigegeben; geradeheraus; gerecht; geöffnet; herzlich; offen; offenherzig; pur; rein; treu; treugesinnt; treuherzig; unverblühmt; unverblümt; unverfälscht; unverhohlen; öffentlich
vrijgegeven freigegeben

freigegeben vorm van freigeben:

freigeben werkwoord (gebe frei, gibst frei, gibt frei, gab frei, gabt frei, freigegeben)

  1. freigeben (veröffentlichen)
    vrijgeven; openstellen; toegankelijk maken; openen
    • vrijgeven werkwoord (geef vrij, geeft vrij, gaf vrij, gaven vrij, vrijgegeven)
    • openstellen werkwoord (stel open, stelt open, stelde open, stelden open, opengesteld)
    • toegankelijk maken werkwoord
    • openen werkwoord (open, opent, opende, openden, geopend)
  2. freigeben (entlassen; entbinden; freilassen)
    vrijgeven; vrijaf geven
  3. freigeben (befreien; entlassen; erlösen; freilassen; freimachen)
    vrijlaten; in vrijheid stellen; bevrijden; losmaken; van de boeien ontdoen; loslaten
    • vrijlaten werkwoord (laat vrij, liet vrij, lieten vrij, vrijgelaten)
    • in vrijheid stellen werkwoord (stel in vrijheid, stelt in vrijheid, stelde in vrijheid, stelden in vrijheid, in vrijheid gesteld)
    • bevrijden werkwoord (bevrijd, bevrijdt, bevrijdde, bevrijdden, bevrijd)
    • losmaken werkwoord (maak los, maakt los, maakte los, maakten los, losgemaakt)
    • van de boeien ontdoen werkwoord (ontdoe van de boeien, ontdoet van de boeien, ontdeed van de boeien, ontdeden van de boeien, van de boeien ontdaan)
    • loslaten werkwoord (laat los, liet los, lieten los, losgelaten)
  4. freigeben (zur Verfügung stellen)
    beschikbaar maken
    • beschikbaar maken werkwoord (maak beschikbaar, maakt beschikbaar, maakte beschikbaar, maakten beschikbaar, beschikbaar gemaakt)
  5. freigeben (freimachen; entlassen; erlösen; )
    vrijmaken; bevrijden; emanciperen; vrijvechten; verlossen; banen
    • vrijmaken werkwoord (maak vrij, maakt vrij, maakte vrij, maakten vrij, vrijgemaakt)
    • bevrijden werkwoord (bevrijd, bevrijdt, bevrijdde, bevrijdden, bevrijd)
    • emanciperen werkwoord
    • vrijvechten werkwoord (vecht vrij, vocht vrij, vochten vrij, vrijgevochten)
    • verlossen werkwoord (verlos, verlost, verloste, verlosten, verlost)
    • banen werkwoord (baan, baant, baande, baanden, gebaand)
  6. freigeben (nicht festhalten; entlassen; entbinden; freilassen)
    laten gaan; laten lopen; niet vasthouden
  7. freigeben (öffnen; offenbaren; vorführen; )
    openbaren; zich uiten
    • openbaren werkwoord (openbaar, openbaart, openbaarde, openbaarden, geopenbaard)
    • zich uiten werkwoord
  8. freigeben
    toewijzing ongedaan maken
  9. freigeben (versenden)
    delen
    • delen werkwoord (deel, deelt, deelde, deelden, gedeeld)

Conjugations for freigeben:

Präsens
  1. gebe frei
  2. gibst frei
  3. gibt frei
  4. geben frei
  5. gebt frie
  6. geben frei
Imperfekt
  1. gab frei
  2. gabst frei
  3. gab frei
  4. gaben frei
  5. gabt frei
  6. gaben frei
Perfekt
  1. habe freigegeben
  2. hast freigegeben
  3. hat freigegeben
  4. haben freigegeben
  5. habt freigegeben
  6. haben freigegeben
1. Konjunktiv [1]
  1. freigebe
  2. freigebest
  3. freigebe
  4. freigeben
  5. freigebet
  6. freigeben
2. Konjunktiv
  1. freigäbe
  2. freigäbest
  3. freigäbe
  4. freigäben
  5. freigäbet
  6. freigäben
Futur 1
  1. werde freigeben
  2. wirst freigeben
  3. wird freigeben
  4. werden freigeben
  5. werdet freigeben
  6. werden freigeben
1. Konjunktiv [2]
  1. würde freigeben
  2. würdest freigeben
  3. würde freigeben
  4. würden freigeben
  5. würdet freigeben
  6. würden freigeben
Diverses
  1. gib frei!
  2. gebt frei!
  3. geben Sie frei!
  5. freigegeben
  6. freigebend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor freigeben:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bevrijden Befreien
delen Partien; Portionen; Segmente; Stücke; Teile
loslaten Befreien
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
banen befreien; entbinden; entlassen; erlösen; freigeben; freilassen; freimachen
beschikbaar maken freigeben; zur Verfügung stellen einblenden; verfügbar machen
bevrijden befreien; entbinden; entlassen; erlösen; freigeben; freilassen; freimachen
delen freigeben; versenden aufgliedern; aufteilen; dividieren; gliedern; scheiden; teilen; trennen
emanciperen befreien; entbinden; entlassen; erlösen; freigeben; freilassen; freimachen
in vrijheid stellen befreien; entlassen; erlösen; freigeben; freilassen; freimachen
laten gaan entbinden; entlassen; freigeben; freilassen; nicht festhalten entlassen; freilassen; loslassen
laten lopen entbinden; entlassen; freigeben; freilassen; nicht festhalten
loslaten befreien; entlassen; erlösen; freigeben; freilassen; freimachen entlassen; freilassen; loslassen
losmaken befreien; entlassen; erlösen; freigeben; freilassen; freimachen abhängen; abkoppeln; abtrennen; andrehen; aufbinden; aufhaken; aufknoten; aufknöpfen; aufknüpfen; auflösen; aufmachen; auftrennen; ausfädeln; aushecken; ausholen; ausmisten; entfesseln; entknoten; entkoppeln; enträtseln; entwirren; herbeiführen; locker machen; lockern; losbekommen; loshaken; loskoppeln; loskriegen; loslösen; losmachen; losziehen; lösen; treiben; trennen; unterbrechen; verursachen
niet vasthouden entbinden; entlassen; freigeben; freilassen; nicht festhalten loslassen
openbaren entschleiern; erleuchten; eröffnen; freigeben; hervorbringen; kundgeben; offenbaren; vorführen; vorweisen; öffnen bekanntgeben; bekanntmachen; veröffentlichen
openen freigeben; veröffentlichen Gespräch anknöpfen; Zur Sprache bringen; anschneiden; aufdrehen; aufmachen; aufschlagen; aufschließen; aufschrauben; aufwerfen; ausbauen; ausbreiten; ausdehnen; ausweiten; einführen; einleiten; entriegeln; erweitern; expandieren; hereinführen; hinführen; losdrehen; losschrauben; vergrößern; vorstellen; öffnen
openstellen freigeben; veröffentlichen
toegankelijk maken freigeben; veröffentlichen
toewijzing ongedaan maken freigeben
van de boeien ontdoen befreien; entlassen; erlösen; freigeben; freilassen; freimachen entfesseln
verlossen befreien; entbinden; entlassen; erlösen; freigeben; freilassen; freimachen befreien; entbinden; entheben; entsetzen; erlösen; freimachen; sich von einer Last; von Belagerern befreien
vrijaf geven entbinden; entlassen; freigeben; freilassen
vrijgeven entbinden; entlassen; freigeben; freilassen; veröffentlichen Freigabe
vrijlaten befreien; entlassen; erlösen; freigeben; freilassen; freimachen entlassen; freilassen
vrijmaken befreien; entbinden; entlassen; erlösen; freigeben; freilassen; freimachen
vrijvechten befreien; entbinden; entlassen; erlösen; freigeben; freilassen; freimachen
zich uiten entschleiern; erleuchten; eröffnen; freigeben; hervorbringen; kundgeben; offenbaren; vorführen; vorweisen; öffnen

Synoniemen voor "freigeben":


Wiktionary: freigeben

freigeben
verb
  1. etwas (ein Produkt, Objekt einer Kontrolle) als benutzbar/verfügbar erklären
freigeben
verb
  1. zonder voorbehoud beschikbaar stellen, toegankelijk maken
Cross Translation:
FromToVia
• freigeben → verrekenen ↔ clear — to go through as payment
• freigeben → inschakelen; in staat stellen ↔ enable — to make able







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0780 seconde
Page rendered in 1.0 seconds