Overzicht
Duits naar Nederlands: Meer gegevens...
-
freigeben:
- vrijgeven; openstellen; toegankelijk maken; openen; vrijaf geven; vrijlaten; in vrijheid stellen; bevrijden; losmaken; van de boeien ontdoen; loslaten; beschikbaar maken; vrijmaken; emanciperen; vrijvechten; verlossen; banen; laten gaan; laten lopen; niet vasthouden; openbaren; zich uiten; toewijzing ongedaan maken; delen
-
Wiktionary:
- freigeben → vrijgeven
- freigeben → verrekenen, inschakelen, in staat stellen
Duits
Uitgebreide vertaling voor freigeben (Duits) in het Nederlands
freigeben:
-
freigeben (veröffentlichen)
-
freigeben (entlassen; entbinden; freilassen)
-
freigeben (befreien; entlassen; erlösen; freilassen; freimachen)
vrijlaten; in vrijheid stellen; bevrijden; losmaken; van de boeien ontdoen; loslaten-
in vrijheid stellen werkwoord (stel in vrijheid, stelt in vrijheid, stelde in vrijheid, stelden in vrijheid, in vrijheid gesteld)
-
van de boeien ontdoen werkwoord (ontdoe van de boeien, ontdoet van de boeien, ontdeed van de boeien, ontdeden van de boeien, van de boeien ontdaan)
-
freigeben (zur Verfügung stellen)
beschikbaar maken-
beschikbaar maken werkwoord (maak beschikbaar, maakt beschikbaar, maakte beschikbaar, maakten beschikbaar, beschikbaar gemaakt)
-
-
freigeben (freimachen; entlassen; erlösen; freilassen; befreien; entbinden)
-
freigeben (nicht festhalten; entlassen; entbinden; freilassen)
-
freigeben (öffnen; offenbaren; vorführen; eröffnen; erleuchten; entschleiern; vorweisen; kundgeben; hervorbringen)
-
freigeben
-
freigeben (versenden)
Conjugations for freigeben:
Präsens
- gebe frei
- gibst frei
- gibt frei
- geben frei
- gebt frie
- geben frei
Imperfekt
- gab frei
- gabst frei
- gab frei
- gaben frei
- gabt frei
- gaben frei
Perfekt
- habe freigegeben
- hast freigegeben
- hat freigegeben
- haben freigegeben
- habt freigegeben
- haben freigegeben
1. Konjunktiv [1]
- freigebe
- freigebest
- freigebe
- freigeben
- freigebet
- freigeben
2. Konjunktiv
- freigäbe
- freigäbest
- freigäbe
- freigäben
- freigäbet
- freigäben
Futur 1
- werde freigeben
- wirst freigeben
- wird freigeben
- werden freigeben
- werdet freigeben
- werden freigeben
1. Konjunktiv [2]
- würde freigeben
- würdest freigeben
- würde freigeben
- würden freigeben
- würdet freigeben
- würden freigeben
Diverses
- gib frei!
- gebt frei!
- geben Sie frei!
- freigegeben
- freigebend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie
Vertaal Matrix voor freigeben:
Synoniemen voor "freigeben":
Wiktionary: freigeben
freigeben
Cross Translation:
verb
freigeben
-
etwas (ein Produkt, Objekt einer Kontrolle) als benutzbar/verfügbar erklären
- freigeben → vrijgeven
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• freigeben | → verrekenen | ↔ clear — to go through as payment |
• freigeben | → inschakelen; in staat stellen | ↔ enable — to make able |