Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. französischsprachig:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor französischsprachig (Duits) in het Nederlands

französischsprachig:

französischsprachig bijvoeglijk naamwoord

  1. französischsprachig
    franstalig
  2. französischsprachig (französischsprechend)
    francofoon

Vertaal Matrix voor französischsprachig:

Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
francofoon französischsprachig; französischsprechend
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
franstalig französischsprachig

Synoniemen voor "französischsprachig":

  • frankofon; frankophon

Wiktionary: französischsprachig

französischsprachig
adjective
  1. de Franse taal sprekend

Cross Translation:
FromToVia
französischsprachig Franstalig Francophone — French-speaking
französischsprachig Franstalig francophone — Qui parle habituellement le français.