Duits
Uitgebreide vertaling voor frühzeitig (Duits) in het Nederlands
frühzeitig:
-
frühzeitig (rechtzeitig; pünktlich; gelegen)
-
frühzeitig (früh)
-
frühzeitig (verfrüht; voreilig; vorschnell; nicht im richtigen Moment; ungelegen)
voortijdig; prematuur; te vroeg; ontijdig-
voortijdig bijvoeglijk naamwoord
-
prematuur bijvoeglijk naamwoord
-
te vroeg bijvoeglijk naamwoord
-
ontijdig bijvoeglijk naamwoord
-
-
frühzeitig
Vertaal Matrix voor frühzeitig:
Bijvoeglijk Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
ontijdig | frühzeitig; nicht im richtigen Moment; ungelegen; verfrüht; voreilig; vorschnell | nicht im richtigen Moment; ungelegen |
prematuur | frühzeitig; nicht im richtigen Moment; ungelegen; verfrüht; voreilig; vorschnell | |
stipt | frühzeitig; gelegen; pünktlich; rechtzeitig | akkurat; eigen; eingehend; genau; gewissenhaft; haargenau; korrekt; prezies; pünktlich; sicher; sorgfältig |
tijdig | frühzeitig; gelegen; pünktlich; rechtzeitig | |
voortijdig | frühzeitig; nicht im richtigen Moment; ungelegen; verfrüht; voreilig; vorschnell | |
vroeg | früh; frühzeitig | früh; zart |
vroegtijdig | früh; frühzeitig | |
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
bijtijds | frühzeitig; gelegen; pünktlich; rechtzeitig | |
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
op tijd | frühzeitig; gelegen; pünktlich; rechtzeitig | |
te snel | frühzeitig | |
te vroeg | frühzeitig; nicht im richtigen Moment; ungelegen; verfrüht; voreilig; vorschnell |
Synoniemen voor "frühzeitig":
Wiktionary: frühzeitig
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• frühzeitig | → vroeg | ↔ early — at a time in advance of the usual |