Overzicht
Duits
Uitgebreide vertaling voor feucht (Duits) in het Nederlands
feucht:
-
feucht (naß; klamm; beschlagen; feuchtkalt)
-
feucht (obszön; schmutzig; schweinisch; schmierig; unsauber; schlüpfrig; unanständig; glitschig; unsittlich; unflätig; sittenlos; widerlich; lasterhaft; unmoralisch; frivol; schamlos; gewissenlos; unzüchtig; unehrenhaft)
-
feucht
-
feucht (naßkalt; kalt; kühl; unangenehm; klamm; frostig; feuchtkalt)
-
feucht (riechend nach Schweiss; schweißig; verschwitzt; beschwitzt; weich; schwammig; schweißbedeckt)
zweterig; naar zweet ruikend-
zweterig bijvoeglijk naamwoord
-
naar zweet ruikend bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor feucht:
Synoniemen voor "feucht":
Wiktionary: feucht
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• feucht | → klam | ↔ damp — Being in a state between dry and wet |
• feucht | → vochtig; klam | ↔ dank — dark, damp and humid |
• feucht | → vochtige; vochtig | ↔ humid — slightly wet |
• feucht | → vochtig; nattig | ↔ moist — slightly wet |
• feucht | → nat; vochtig | ↔ wet — of an object: covered with or impregnated with liquid |
• feucht | → nat | ↔ wet — of a woman: sexually aroused |
• feucht | → klam; mottig; vochtig | ↔ humide — Qui tenir de la nature de l’eau. Il ne s’emploie guère qu’en poésie. |
Computer vertaling door derden: