Home ->Woordenboeken ->Duits/Nederlands ->Vertaal festfahren

Vertaal festfahren van Duits naar Nederlands

Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. festfahren:

Duits

Uitgebreide vertaling voor festfahren (Duits) in het Nederlands

festfahren:

festfahren werkwoord (fahre fest, fährst fest, fährt fest, fuhr fest, fuhrt fest, festgefahren)

  1. festfahren
    vastlopen; klem komen
    • vastlopen werkwoord (loop vast, loopt vast, liep vast, liepen vast, vastgelopen)
    • klem komen werkwoord
  2. festfahren
    vastrijden; klemrijden
    • vastrijden werkwoord (rijd vast, rijdt vast, reed vast, reden vast, vastgereden)
    • klemrijden werkwoord (rijd klem, rijdt klem, reed klem, reden klem, klem gereden)
  3. festfahren (stocken; stagnieren; hapern; aussetzen)
    stokken; blijven steken; vastlopen; haperen
    • stokken werkwoord (stok, stokt, stokte, stokten, gestokt)
    • blijven steken werkwoord (blijf steken, blijft steken, bleef steken, bleven steken, steken gebleven)
    • vastlopen werkwoord (loop vast, loopt vast, liep vast, liepen vast, vastgelopen)
    • haperen werkwoord (haper, hapert, haperde, haperden, gehaperd)
  4. festfahren (festlaufen)
    vastlopen; vast komen zitten

Conjugations for festfahren:

Präsens
  1. fahre fest
  2. fährst fest
  3. fährt fest
  4. fahren fest
  5. fahrt fest
  6. fahren fest
Imperfekt
  1. fuhr fest
  2. fuhrst fest
  3. fuhr fest
  4. fuhren fest
  5. fuhrt fest
  6. fuhren fest
Perfekt
  1. habe festgefahren
  2. hast festgefahren
  3. hat festgefahren
  4. haben festgefahren
  5. habt festgefahren
  6. haben festgefahren
1. Konjunktiv [1]
  1. festfahre
  2. festfahrest
  3. festfahre
  4. festfahren
  5. festfahret
  6. festfahren
2. Konjunktiv
  1. festführe
  2. festführest
  3. festführe
  4. festführen
  5. festführet
  6. festführen
Futur 1
  1. werde festfahren
  2. wirst festfahren
  3. wird festfahren
  4. werden festfahren
  5. werdet festfahren
  6. werden festfahren
1. Konjunktiv [2]
  1. würde festfahren
  2. würdest festfahren
  3. würde festfahren
  4. würden festfahren
  5. würdet festfahren
  6. würden festfahren
Diverses
  1. fahre fest
  2. festfahrt!
  3. festfahren Sie!
  5. festgefahren
  6. festfahrend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor festfahren:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
blijven steken Haperen; Stechen bleiben
haperen Haperen; Stechen bleiben
stokken Wanderstäbe; Wanderstöcke
vastlopen Hemmung; Sperrung; Stockung
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
blijven steken aussetzen; festfahren; hapern; stagnieren; stocken
haperen aussetzen; festfahren; hapern; stagnieren; stocken lallen; stammeln; stottern
klem komen festfahren
klemrijden festfahren
stokken aussetzen; festfahren; hapern; stagnieren; stocken
vast komen zitten festfahren; festlaufen
vastlopen aussetzen; festfahren; festlaufen; hapern; stagnieren; stocken abstürzen; stoßen
vastrijden festfahren

Synoniemen voor "festfahren":








Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0257 seconde
Page rendered in 1.0 seconds