Overzicht
Duits naar Nederlands: Meer gegevens...
- exportieren:
-
Wiktionary:
- exportieren → exporteren, uitvoeren
- exportieren → exporteren
Duits
Uitgebreide vertaling voor exportieren (Duits) in het Nederlands
exportieren:
-
exportieren (ausführen)
-
exportieren
Conjugations for exportieren:
Präsens
- exportiere
- exportierst
- exportiert
- exportieren
- exportiert
- exportieren
Imperfekt
- exportierte
- exportiertest
- exportierte
- exportierten
- exportiertet
- exportierten
Perfekt
- habe exportiert
- hast exportiert
- hat exportiert
- haben exportiert
- habt exportiert
- haben exportiert
1. Konjunktiv [1]
- exportiere
- exportierest
- exportiere
- exportieren
- exportieret
- exportieren
2. Konjunktiv
- exportierte
- exportiertest
- exportierte
- exportierten
- exportiertet
- exportierten
Futur 1
- werde exportieren
- wirst exportieren
- wird exportieren
- werden exportieren
- werdet exportieren
- werden exportieren
1. Konjunktiv [2]
- würde exportieren
- würdest exportieren
- würde exportieren
- würden exportieren
- würdet exportieren
- würden exportieren
Diverses
- exportiere!
- exportiert!
- exportieren Sie!
- exportiert
- exportierend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie
Vertaal Matrix voor exportieren:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
uitvoeren | Durchführung; Exekution; Hinrichtung; Strafvollstreckung; Vollstreckung; Vollziehung; Vollzug | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
exporteren | ausführen; exportieren | |
uitvoeren | ausführen; exportieren | ausführen; ausrichten; ausüben; betreiben; erfüllen; erledigen; erreichen; handeln; leisten; schaffen; schütten; treiben; tun; verrichten; vollziehen; vornehmen |
Synoniemen voor "exportieren":
Wiktionary: exportieren
exportieren
Cross Translation:
verb
-
goederen aan een afnemer in het buitenland verhandelen
-
exporteren
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• exportieren | → exporteren | ↔ export — to sell (goods) to a foreign country |