Home ->Woordenboeken ->Duits/Nederlands ->Vertaal erzog

Vertaal erzog van Duits naar Nederlands

Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. erziehen:
  2. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor erzog (Duits) in het Nederlands

erziehen:

erziehen werkwoord (erziehe, erziehst, erzieht, erzog, erzogt, erzogen)

  1. erziehen (großbringen)
    opvoeden; grootbrengen; vormen
    • opvoeden werkwoord (voed op, voedt op, voedde op, voedden op, opgevoed)
    • grootbrengen werkwoord (breng groot, brengt groot, bracht groot, brachten groot, grootgebracht)
    • vormen werkwoord (vorm, vormt, vormde, vormden, gevormd)
  2. erziehen (beibringen; lehren)
    onderwijzen; leren; bijbrengen
    • onderwijzen werkwoord (onderwijs, onderwijst, onderwees, onderwezen, onderwezen)
    • leren werkwoord (leer, leert, leerde, leerden, geleerd)
    • bijbrengen werkwoord (breng bij, brengt bij, bracht bij, brachten bij, bijgebracht)
  3. erziehen (instruieren; unterrichten; einweisen; )
    inlichten; voorlichten; onderrichten
    • inlichten werkwoord (licht in, lichtte in, lichtten in, ingelicht)
    • voorlichten werkwoord
    • onderrichten werkwoord (onderricht, onderrichtte, onderrichtten, onderricht)
  4. erziehen (unterrichten; beibringen; lernen; )
    onderwijzen; bijbrengen; doceren; onderrichten
    • onderwijzen werkwoord (onderwijs, onderwijst, onderwees, onderwezen, onderwezen)
    • bijbrengen werkwoord (breng bij, brengt bij, bracht bij, brachten bij, bijgebracht)
    • doceren werkwoord (doceer, doceert, doceerde, doceerden, gedoceerd)
    • onderrichten werkwoord (onderricht, onderrichtte, onderrichtten, onderricht)

Conjugations for erziehen:

Präsens
  1. erziehe
  2. erziehst
  3. erzieht
  4. erziehen
  5. erzieht
  6. erziehen
Imperfekt
  1. erzog
  2. erzogst
  3. erzog
  4. erzogen
  5. erzogt
  6. erzogen
Perfekt
  1. habe erzogen
  2. hast erzogen
  3. hat erzogen
  4. haben erzogen
  5. habt erzogen
  6. haben erzogen
1. Konjunktiv [1]
  1. erziehe
  2. erziehest
  3. erziehe
  4. erziehen
  5. erziehet
  6. erziehen
2. Konjunktiv
  1. erzöge
  2. erzögest
  3. erzöge
  4. erzögen
  5. erzöget
  6. erzögen
Futur 1
  1. werde erziehen
  2. wirst erziehen
  3. wird erziehen
  4. werden erziehen
  5. werdet erziehen
  6. werden erziehen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde erziehen
  2. würdest erziehen
  3. würde erziehen
  4. würden erziehen
  5. würdet erziehen
  6. würden erziehen
Diverses
  1. erziehe!
  2. erzieht!
  3. erziehen Sie!
  5. erzogen
  6. erziehend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor erziehen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
leren Lernen; Studieren
vormen Entwickeln; Kultivieren; Zivilisieren
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bijbrengen anlernen; beibringen; belehren; dozieren; einpauken; einstudieren; einüben; erlernen; erziehen; instruieren; lehren; lernen; unterrichten; unterweisen
doceren anlernen; beibringen; belehren; dozieren; einpauken; einstudieren; einüben; erlernen; erziehen; instruieren; lehren; lernen; unterrichten; unterweisen
grootbrengen erziehen; großbringen
inlichten anlernen; anweisen; beibringen; belehren; dozieren; einpauken; einprägen; einstudieren; einweisen; einüben; erlernen; erziehen; instruieren; lehren; lernen; proben; unterrichten; unterweisen informieren; mitteilen; verkünden; von etwas in Kenntnis setzen; warnen
leren beibringen; erziehen; lehren Unterricht bekommen; aneignen; anlernen; büffeln; einpauken; einreißen; erlernen; lehren; lernen; sich angewöhnen; studieren; unterrichten; unterweisen
onderrichten anlernen; anweisen; beibringen; belehren; dozieren; einpauken; einprägen; einstudieren; einweisen; einüben; erlernen; erziehen; instruieren; lehren; lernen; proben; unterrichten; unterweisen
onderwijzen anlernen; beibringen; belehren; dozieren; einpauken; einstudieren; einüben; erlernen; erziehen; instruieren; lehren; lernen; unterrichten; unterweisen lehren; studieren; unterrichten; unterweisen
opvoeden erziehen; großbringen
voorlichten anlernen; anweisen; beibringen; belehren; dozieren; einpauken; einprägen; einstudieren; einweisen; einüben; erlernen; erziehen; instruieren; lehren; lernen; proben; unterrichten; unterweisen
vormen erziehen; großbringen Form geben an; bearbeiten; bilden; formen; gestalt geben an; gestalten; heranbilden; kneten; modellieren

Synoniemen voor "erziehen":


Wiktionary: erziehen

Cross Translation:
FromToVia
• erziehen → opvoeden ↔ bring up — to raise children
• erziehen → verzorgen ↔ nursery — The act of nursing
• erziehen → grootbrengen; opvoeden ↔ rear — to bring up to maturity
• erziehen → dresseren; grootbrengen; kweken; opleiden; opvoeden ↔ éduquer — Former par l’éducation, instruire.







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0319 seconde
Page rendered in 1.0 seconds