Overzicht
Duits naar Nederlands: Meer gegevens...
- erschüttern:
-
Wiktionary:
- erschüttern → verbijsteren
- erschüttern → schudden, schokken, omzetten, overbrengen, overplaatsen, verleggen, verplaatsen, bewegen, verroeren, aangrijpen, ontroeren, doen schudden, doen wankelen, verwikken, verwrikken, agiteren, ophitsen, opruien, opstoken, opwinden
Duits
Uitgebreide vertaling voor erschüttern (Duits) in het Nederlands
erschüttern:
-
erschüttern (schockieren)
shockeren; choqueren; schokken; aanstoot geven-
aanstoot geven werkwoord (geef aanstoot, geeft aanstoot, gaf aanstoot, gaven aanstoot, aanstoot gegeven)
-
erschüttern (hin und her bewegen; stoßen; beben; vibrieren)
schudden; heen en weer bewegen-
heen en weer bewegen werkwoord (beweeg heen en weer, beweegt heen en weer, bewoog heen en weer, bewogen heen en weer, heen en weer bewogen)
-
erschüttern (erschrecken; schockieren; einen Schreck einjagen)
Vertaal Matrix voor erschüttern:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
schokken | Erschüttern; Rücke | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
aanstoot geven | erschüttern; schockieren | Anstoß erregen |
choqueren | erschüttern; schockieren | Anstoß erregen |
heen en weer bewegen | beben; erschüttern; hin und her bewegen; stoßen; vibrieren | |
laten schrikken | einen Schreck einjagen; erschrecken; erschüttern; schockieren | |
schokken | einen Schreck einjagen; erschrecken; erschüttern; schockieren | |
schudden | beben; erschüttern; hin und her bewegen; stoßen; vibrieren | beben; bibbern; schütteln |
shockeren | erschüttern; schockieren | Anstoß erregen |
Wiktionary: erschüttern
erschüttern
Cross Translation:
verb
-
in verwarring of extreme verbazing brengen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• erschüttern | → schudden | ↔ shake — transitive: to cause to move |
• erschüttern | → schokken | ↔ shake — transitive: to disturb emotionally |
• erschüttern | → omzetten; overbrengen; overplaatsen; verleggen; verplaatsen; bewegen; verroeren; aangrijpen; ontroeren | ↔ remuer — mouvoir, déplacer. |
• erschüttern | → doen schudden; doen wankelen; verwikken; verwrikken | ↔ ébranler — amener par des secousses une chose à ne plus être dans une ferme assiette. |
• erschüttern | → aangrijpen; bewegen; ontroeren; agiteren; ophitsen; opruien; opstoken; opwinden; schudden | ↔ émouvoir — provoquer une émotion. |