Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. erpicht:


Duits

Uitgebreide vertaling voor erpicht (Duits) in het Nederlands

erpicht:

erpicht bijvoeglijk naamwoord

  1. erpicht (gierig; eifrig; lüstern; )
    gretig; happig
  2. erpicht (versessen; begierig)
    belust; happig

Vertaal Matrix voor erpicht:

Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
belust begierig; erpicht; versessen
gretig begehrlich; begierig; eifrig; erpicht; gierig; hungrig; lüstern; verlangend; zugespitzt
happig begehrlich; begierig; eifrig; erpicht; gierig; hungrig; lüstern; verlangend; versessen; zugespitzt

Synoniemen voor "erpicht":