Overzicht
Duits naar Nederlands: Meer gegevens...
- erbittern:
-
Wiktionary:
- erbittern → verslechteren, exacerberen, kwaad maken, op stang jagen, vertoornen, opzetten, rechtop zetten, aanwakkeren, opwinden, prikkelen, verhitten, werken op
Duits
Uitgebreide vertaling voor erbittern (Duits) in het Nederlands
erbittern:
-
erbittern (verbittern)
Conjugations for erbittern:
Präsens
- erbittere
- erbitterst
- erbittert
- erbitteren
- erbittert
- erbitteren
Imperfekt
- erbitterte
- erbittertest
- erbitterte
- erbitterten
- erbittertet
- erbitterten
Perfekt
- bin erbittert
- bist erbittert
- ist erbittert
- sind erbittert
- seid erbittert
- sind erbittert
1. Konjunktiv [1]
- erbittere
- erbitterest
- erbittere
- erbitteren
- erbitteret
- erbitteren
2. Konjunktiv
- erbitterte
- erbittertest
- erbitterte
- erbitterten
- erbittertet
- erbitterten
Futur 1
- werde erbittern
- wirst erbittern
- wird erbittern
- werden erbittern
- werdet erbittern
- werden erbittern
1. Konjunktiv [2]
- würde erbittern
- würdest erbittern
- würde erbittern
- würden erbittern
- würdet erbittern
- würden erbittern
Diverses
- erbitter!
- erbittert!
- erbitteren Sie!
- erbittert
- erbitternd
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie
Vertaal Matrix voor erbittern:
| Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
| bitter worden | erbittern; verbittern | |
| verbolgen worden | erbittern; verbittern |
Wiktionary: erbittern
Cross Translation:
| From | To | Via |
|---|---|---|
| • erbittern | → verslechteren; exacerberen | ↔ exacerbate — to make worse |
| • erbittern | → kwaad maken; op stang jagen; vertoornen; opzetten; rechtop zetten; aanwakkeren; opwinden; prikkelen; verhitten; werken op | ↔ hérisser — dresser ses cheveux, ses poils, ses plumes, en parlant de l’homme et des animaux. |