Overzicht
Duits naar Nederlands: Meer gegevens...
- entledigen:
-
Wiktionary:
- entledigen → ontdoen, afhelpen, bevrijden, loslaten, verlossen, vrijlaten, vrijmaken, hervormen, reformeren, herstellen, repareren, verhelpen, weer goed maken, verbeteren, veredelen
Duits
Uitgebreide vertaling voor entledigen (Duits) in het Nederlands
entledigen:
-
entledigen (auskleiden; strippen; entblößen; freimachen; enthüllen; entkleiden; entblättern; ausziehen)
-
entledigen (sich von etwas entledigen)
Conjugations for entledigen:
Präsens
- entledige
- entledigst
- entledigt
- entledigen
- entledigt
- entledigen
Imperfekt
- entledigte
- entledigtest
- entledigte
- entledigten
- entledigtet
- entledigten
Perfekt
- habe entledigt
- hast entledigt
- hat entledigt
- haben entledigt
- habt entledigt
- haben entledigt
1. Konjunktiv [1]
- entledige
- entledigest
- entledige
- entledigen
- entlediget
- entledigen
2. Konjunktiv
- entledigte
- entledigtest
- entledigte
- entledigten
- entledigtet
- entledigten
Futur 1
- werde entledigen
- wirst entledigen
- wird entledigen
- werden entledigen
- werdet entledigen
- werden entledigen
1. Konjunktiv [2]
- würde entledigen
- würdest entledigen
- würde entledigen
- würden entledigen
- würdet entledigen
- würden entledigen
Diverses
- entledig!
- entledigt!
- entledigen Sie!
- entledigt
- entledigend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie
Vertaal Matrix voor entledigen:
| Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
| ontdoen | Befreien; Sich von etwas entledigen | |
| Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
| ontdoen | entledigen; sich von etwas entledigen | ausnehmen; enthüllen |
| strippen | auskleiden; ausziehen; entblättern; entblößen; enthüllen; entkleiden; entledigen; freimachen; strippen | |
| zich van iets ontdoen | entledigen; sich von etwas entledigen |
Wiktionary: entledigen
Cross Translation:
| From | To | Via |
|---|---|---|
| • entledigen | → ontdoen | ↔ défaire — Se défaire. |
| • entledigen | → afhelpen; bevrijden; loslaten; verlossen; vrijlaten; vrijmaken | ↔ délivrer — rendre libre de ce qui oppresser, de ce qui faire souffrir, de ce qui incommoder. |
| • entledigen | → afhelpen; bevrijden; loslaten; verlossen; vrijlaten; vrijmaken | ↔ libérer — Rendre libre une personne ou un objet qui détenir par une loi ou une personne. |
| • entledigen | → hervormen; reformeren; herstellen; repareren; verhelpen; weer goed maken; verbeteren; veredelen; afhelpen; bevrijden; loslaten; verlossen; vrijlaten; vrijmaken | ↔ réformer — rétablir dans l’ancienne forme ; donner une meilleure forme à une chose ; la corriger, la rectifier, soit ajouter, soit retrancher. |