Home ->Woordenboeken ->Duits/Nederlands ->Vertaal entheben

Vertaal entheben van Duits naar Nederlands

Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. entheben:
  2. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor entheben (Duits) in het Nederlands

entheben:

entheben werkwoord (enthebe, enthebst, enthebt, enthobe, enthobet, enthoben)

  1. entheben (jemanden von einer Verpflichtung entbinden; entlassen; freistellen; )
    ontslaan van een verplichting; ontlasten; vrijstellen; ontheffen
  2. entheben (entsetzen; verwirren; bestürzen; aus der Fassung bringen)
    ontzetten; uit de macht ontzetten
  3. entheben (aufräumen; ausräumen; abräumen; )
    opruimen; afdekken; afruimen
    • opruimen werkwoord (ruim op, ruimt op, ruimde op, ruimden op, opgeruimd)
    • afdekken werkwoord (dek af, dekt af, dekte af, dekten af, afgedekt)
    • afruimen werkwoord (ruim af, ruimt af, ruimde af, ruimden af, afgeruimd)
  4. entheben (von Belagerern befreien; erlösen; befreien; entsetzen; entbinden)
    bevrijden van belegeraars; verlossen; ontzetten
  5. entheben (von seiner Position vertreiben; feiern; entlassen; )
    afdanken; afvloeien; van zijn positie verdrijven; congé geven; eruit gooien; aan de dijk zetten
    • afdanken werkwoord (dank af, dankt af, dankte af, dankten af, afgedankt)
    • afvloeien werkwoord (vloei af, vloeit af, vloeide af, vloeiden af, afgevloeid)
    • van zijn positie verdrijven werkwoord (verdrijf van zijn positie, verdrijft van zijn positie, verdreef van zijn positie, verdreven van zijn positie, van zijn positie verdreven)
    • congé geven werkwoord
    • eruit gooien werkwoord (gooi eruit, gooit eruit, gooide eruit, gooiden eruit, eruit gegooid)
    • aan de dijk zetten werkwoord (zet aan de dijk, zette aan de dijk, zetten aan de dijk, aan de dijk gezet)

Conjugations for entheben:

Präsens
  1. enthebe
  2. enthebst
  3. enthebt
  4. entheben
  5. enthebt
  6. entheben
Imperfekt
  1. enthobe
  2. enthobest
  3. enthobe
  4. enthoben
  5. enthobet
  6. enthoben
Perfekt
  1. habe enthoben
  2. hast enthoben
  3. hat enthoben
  4. haben enthoben
  5. habt enthoben
  6. haben enthoben
1. Konjunktiv [1]
  1. enthebe
  2. enthebest
  3. enthebe
  4. entheben
  5. enthebet
  6. entheben
2. Konjunktiv
  1. enthöbe
  2. enthöbest
  3. enthöbe
  4. enthöben
  5. enthöbet
  6. enthöben
Futur 1
  1. werde entheben
  2. wirst entheben
  3. wird entheben
  4. werden entheben
  5. werdet entheben
  6. werden entheben
1. Konjunktiv [2]
  1. würde entheben
  2. würdest entheben
  3. würde entheben
  4. würden entheben
  5. würdet entheben
  6. würden entheben
Diverses
  1. entheb!
  2. enthebt!
  3. entheben Sie!
  5. enthoben
  6. enthebend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor entheben:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afdanken Abdanken; Kündigen
afdekken Abblenden; Abdecken; Abschirmen; Beschützen
afvloeien Abfließen; Ablaufen; Wegfließen; Wegströmen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aan de dijk zetten abdanken; ausrangieren; entheben; entlassen; feiern; suspendieren; von seiner Position vertreiben
afdanken abdanken; ausrangieren; entheben; entlassen; feiern; suspendieren; von seiner Position vertreiben beseitigen; entfernen
afdekken abblenden; abdecken; abmontieren; abnehmen; abräumen; abschirmen; abziehen; anstellen; aufhellen; aufklären; aufräumen; ausräumen; ausverkaufen; beheben; benehmen; beseitigen; blenden; decken; egalisieren; einräumen; enteignen; entheben; entnehmen; erleichtern; erlöschen; fallen; klarwerden; schaukeln; schwinden; sinken; verfallen; wegräumen abblenden; abdecken; abgrenzen; abschirmen; absperren; abzäunen; begrenzen; umzäunen
afruimen abblenden; abdecken; abmontieren; abnehmen; abräumen; abschirmen; abziehen; anstellen; aufhellen; aufklären; aufräumen; ausräumen; ausverkaufen; beheben; benehmen; beseitigen; blenden; decken; egalisieren; einräumen; enteignen; entheben; entnehmen; erleichtern; erlöschen; fallen; klarwerden; schaukeln; schwinden; sinken; verfallen; wegräumen abräumen
afvloeien abdanken; ausrangieren; entheben; entlassen; feiern; suspendieren; von seiner Position vertreiben fortfließen; wegfließen
bevrijden van belegeraars befreien; entbinden; entheben; entsetzen; erlösen; von Belagerern befreien
congé geven abdanken; ausrangieren; entheben; entlassen; feiern; suspendieren; von seiner Position vertreiben
eruit gooien abdanken; ausrangieren; entheben; entlassen; feiern; suspendieren; von seiner Position vertreiben
ontheffen entbinden; entheben; entlassen; erlassen; freisprechen; freistellen; jemanden von einer Verpflichtung entbinden; suspendieren ablehnen; abschieben; abweisen; entlassen; feuern; suspendieren; verabschieden; zurückweisen
ontlasten entbinden; entheben; entlassen; erlassen; freisprechen; freistellen; jemanden von einer Verpflichtung entbinden; suspendieren
ontslaan van een verplichting entbinden; entheben; entlassen; erlassen; freisprechen; freistellen; jemanden von einer Verpflichtung entbinden; suspendieren
ontzetten aus der Fassung bringen; befreien; bestürzen; entbinden; entheben; entsetzen; erlösen; verwirren; von Belagerern befreien
opruimen abblenden; abdecken; abmontieren; abnehmen; abräumen; abschirmen; abziehen; anstellen; aufhellen; aufklären; aufräumen; ausräumen; ausverkaufen; beheben; benehmen; beseitigen; blenden; decken; egalisieren; einräumen; enteignen; entheben; entnehmen; erleichtern; erlöschen; fallen; klarwerden; schaukeln; schwinden; sinken; verfallen; wegräumen abdecken; abräumen; aufbewahren; aufheben; aufräumen; ausmisten; ausräumen; ausverkaufen; bergen; bewahren; lagern; speichern; weglegen; wegräumen
uit de macht ontzetten aus der Fassung bringen; bestürzen; entheben; entsetzen; verwirren
van zijn positie verdrijven abdanken; ausrangieren; entheben; entlassen; feiern; suspendieren; von seiner Position vertreiben
verlossen befreien; entbinden; entheben; entsetzen; erlösen; von Belagerern befreien befreien; entbinden; entlassen; erlösen; freigeben; freilassen; freimachen; sich von einer Last
vrijstellen entbinden; entheben; entlassen; erlassen; freisprechen; freistellen; jemanden von einer Verpflichtung entbinden; suspendieren
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
opruimen Aufräumen

Synoniemen voor "entheben":


Wiktionary: entheben

Cross Translation:
FromToVia
• entheben → ontheven; vrijspreken ↔ clear — to remove from suspicion







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0611 seconde
Page rendered in 1.0 seconds