Home ->Woordenboeken ->Duits/Nederlands ->Vertaal entfalten

Vertaal entfalten van Duits naar Nederlands

Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. entfalten:
  2. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor entfalten (Duits) in het Nederlands

entfalten:

entfalten werkwoord (entfalte, entfaltest, entfaltet, entfaltete, entfaltetet, entfaltet)

  1. entfalten (offenfalten; falten)
    ontvouwen; uitspreiden; uitklappen; uitslaan; uitvouwen; openspreiden; openvouwen
    • ontvouwen werkwoord (ontvouw, ontvouwt, ontvouwde, ontvouwden, ontvouwd)
    • uitspreiden werkwoord (spreid uit, spreidt uit, spreidde uit, spreidden uit, uitgespreid)
    • uitklappen werkwoord (klap uit, klapt uit, klapte uit, klapten uit, uitgeklapt)
    • uitslaan werkwoord (sla uit, slaat uit, sloeg uit, sloegen uit, uitgeslagen)
    • uitvouwen werkwoord (vouw uit, vouwt uit, vouwde uit, vouwden uit, uitgevouwen)
    • openspreiden werkwoord
    • openvouwen werkwoord (vouw open, vouwt open, vouwde open, vouwden open, opengevouwen)
  2. entfalten (vollen Wuchs erreichen; aufblühen; erblühen)
    tot bloei komen; ontplooien; opfleuren; tot volle wasdom komen; opbloeien
    • tot bloei komen werkwoord (kom tot bloei, komt tot bloei, kwam tot bloei, kwamen tot bloei, tot bloei gekomen)
    • ontplooien werkwoord (ontplooi, ontplooit, ontplooide, ontplooiden, ontplooid)
    • opfleuren werkwoord (fleur op, fleurt op, fleurde op, fleurden op, opgefleurd)
    • opbloeien werkwoord (bloei op, bloeit op, bloeide op, bloeiden op, opgebloeid)
  3. entfalten (aufblühen; erblühen)
    zich ontsluiten; opbloeien; ontluiken
    • zich ontsluiten werkwoord
    • opbloeien werkwoord (bloei op, bloeit op, bloeide op, bloeiden op, opgebloeid)
    • ontluiken werkwoord (ontluik, ontluikt, ontlook, ontloken, ontloken)
  4. entfalten (entwickeln; ausbilden; bilden; heranbilden; formen)
    ontwikkelen; tot ontwikkeling brengen
  5. entfalten (abwechseln; ändern; verändern; )
    veranderen; wijzigen; verwisselen; afwisselen; herzien
    • veranderen werkwoord (verander, verandert, veranderde, veranderden, veranderd)
    • wijzigen werkwoord (wijzig, wijzigt, wijzigde, wijzigden, gewijzigd)
    • verwisselen werkwoord (verwissel, verwisselt, verwisselde, verwisselden, verwisseld)
    • afwisselen werkwoord (wissel af, wisselt af, wisselde af, wisselden af, afgewisseld)
    • herzien werkwoord (herzie, herziet, herzag, herzagen, herzien)
  6. entfalten (entwickeln; erblühen)
    ontplooien; tot wasdom komen; ontwikkelen
    • ontplooien werkwoord (ontplooi, ontplooit, ontplooide, ontplooiden, ontplooid)
    • tot wasdom komen werkwoord
    • ontwikkelen werkwoord (ontwikkel, ontwikkelt, ontwikkelde, ontwikkelden, ontwikkeld)

Conjugations for entfalten:

Präsens
  1. entfalte
  2. entfaltest
  3. entfaltet
  4. entfalten
  5. entfaltet
  6. entfalten
Imperfekt
  1. entfaltete
  2. entfaltetest
  3. entfaltete
  4. entfalteten
  5. entfaltetet
  6. entfalteten
Perfekt
  1. habe entfaltet
  2. hast entfaltet
  3. hat entfaltet
  4. haben entfaltet
  5. habt entfaltet
  6. haben entfaltet
1. Konjunktiv [1]
  1. entfalte
  2. entfaltest
  3. entfalte
  4. entfalten
  5. entfaltet
  6. entfalten
2. Konjunktiv
  1. entfaltete
  2. entfaltetest
  3. entfaltete
  4. entfalteten
  5. entfaltetet
  6. entfalteten
Futur 1
  1. werde entfalten
  2. wirst entfalten
  3. wird entfalten
  4. werden entfalten
  5. werdet entfalten
  6. werden entfalten
1. Konjunktiv [2]
  1. würde entfalten
  2. würdest entfalten
  3. würde entfalten
  4. würden entfalten
  5. würdet entfalten
  6. würden entfalten
Diverses
  1. entfalt!
  2. entfaltet!
  3. entfalten Sie!
  5. entfaltet
  6. entfaltend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor entfalten:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
ontwikkelen Entwickeln; Kultivieren; Zivilisieren
tot bloei komen Blühperiode; Blüte
veranderen Abwandeln; Abwechsellung; Abänderung; Amendieren; Metamorphose; Mutieren; Transformation; Umstellung; Umwandlung; Verwandlung; Verändern; Veränderung; Wandlung; Wechsel
wijzigen Abwandeln; Abwechsellung; Abänderung; Amendieren; Metamorphose; Transformation; Umstellung; Umwandlung; Verwandlung; Veränderung; Wandlung; Wechsel
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afwisselen abwandeln; abwechseln; abändern; amendieren; anfertigen; ausbauen; auswirken; bilden; eintauschen; entarten; entfalten; entstehen; erschaffen; flattern; tauschen; variieren; verfertigen; verändern; wechseln; ändern abwechseln; variieren; wechseln; ändern
herzien abwandeln; abwechseln; abändern; amendieren; anfertigen; ausbauen; auswirken; bilden; eintauschen; entarten; entfalten; entstehen; erschaffen; flattern; tauschen; variieren; verfertigen; verändern; wechseln; ändern abhelfen; abändern; aufbessern; ausbauen; ausbessern; berichtigen; bessern; ergänzen; erneuern; korrigieren; modifizieren; reformieren; renovieren; revidieren; verbessern; vervollkommnen; überprüfen
ontluiken aufblühen; entfalten; erblühen
ontplooien aufblühen; entfalten; entwickeln; erblühen; vollen Wuchs erreichen auseinanderfalten
ontvouwen entfalten; falten; offenfalten aufschließen; auseinandersetzen; darlegen; deuten; erklären; erläutern; erörtern; illustrieren; schildern; verdeutlichen
ontwikkelen ausbilden; bilden; entfalten; entwickeln; erblühen; formen; heranbilden ausbilden; bilden; entwickeln; erfinden; heranbilden; zivilisieren; üben
opbloeien aufblühen; entfalten; erblühen; vollen Wuchs erreichen
openspreiden entfalten; falten; offenfalten
openvouwen entfalten; falten; offenfalten
opfleuren aufblühen; entfalten; erblühen; vollen Wuchs erreichen auffrischen; aufkratzen; aufmuntern; erblühen; erfrischen; ermuntern; erquicken
tot bloei komen aufblühen; entfalten; erblühen; vollen Wuchs erreichen
tot ontwikkeling brengen ausbilden; bilden; entfalten; entwickeln; formen; heranbilden
tot volle wasdom komen aufblühen; entfalten; erblühen; vollen Wuchs erreichen
tot wasdom komen entfalten; entwickeln; erblühen
uitklappen entfalten; falten; offenfalten auseinanderfalten; ausklappen
uitslaan entfalten; falten; offenfalten ausschlagen
uitspreiden entfalten; falten; offenfalten auslegen; bereitlegen; bereitstellen; zurechtlegen
uitvouwen entfalten; falten; offenfalten
veranderen abwandeln; abwechseln; abändern; amendieren; anfertigen; ausbauen; auswirken; bilden; eintauschen; entarten; entfalten; entstehen; erschaffen; flattern; tauschen; variieren; verfertigen; verändern; wechseln; ändern abwechseln; modifizieren; variieren; verwandeln; wechseln; ändern
verwisselen abwandeln; abwechseln; abändern; amendieren; anfertigen; ausbauen; auswirken; bilden; eintauschen; entarten; entfalten; entstehen; erschaffen; flattern; tauschen; variieren; verfertigen; verändern; wechseln; ändern abtragen; auswechseln; einfallen; einspringen; eintauschen; einwechseln; erneuern; erneutaufstellen; erneutunterbringen; ersetzen; ersetzt; innovieren; konvertieren; stellvertreten; tauschen; tilgen; umtauschen; umwandeln; umwechseln; umändern; vertauschen; vertreten; verwechseln; verändern; wechseln
wijzigen abwandeln; abwechseln; abändern; amendieren; anfertigen; ausbauen; auswirken; bilden; eintauschen; entarten; entfalten; entstehen; erschaffen; flattern; tauschen; variieren; verfertigen; verändern; wechseln; ändern abändern; modifizieren; umgestalten; umändern; verändern; ändern
zich ontsluiten aufblühen; entfalten; erblühen

Synoniemen voor "entfalten":


Wiktionary: entfalten

entfalten
verb
  1. übertragen: sich entwickeln, sich zeigen
  2. etwas Gefaltetes auspacken
entfalten
verb
  1. iets verklaren
  2. iets los vouwen
Cross Translation:
FromToVia
• entfalten → ontvouwen; opzetten; uitspreiden; uitvouwen ↔ déployer — étendre, développer ce qui ployer.







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0830 seconde
Page rendered in 1.0 seconds