Home ->Woordenboeken ->Duits/Nederlands ->Vertaal entartet

Vertaal entartet van Duits naar Nederlands

Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. entartet:
  2. entarten:
  3. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor entartet (Duits) in het Nederlands

entartet:

entartet bijvoeglijk naamwoord

  1. entartet (pervers)
    pervers
  2. entartet (pervers; aus der Art geschlagen)
    gedegenereerd; slecht; ontaard; bedorven

Vertaal Matrix voor entartet:

Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bedorven aus der Art geschlagen; entartet; pervers faul; ranzig; schlecht; stinkend; stinkig; verdorben; verfault; vergammelt; verrotet
ontaard aus der Art geschlagen; entartet; pervers frivol; unanständig; unmoralisch; unsittlich
pervers entartet; pervers
slecht aus der Art geschlagen; entartet; pervers arg; armselig; boshaft; bösartig; böse; doppelzüngig; dürftig; falsch; faul; gebrechlich; gemein; handelen mit schlechten Gedanken; heimtückisch; hinfällig; hinterhältig; hinterlistig; karg; kärglich; mies; minderwertig; niederträchtig; niedrig; ranzig; schlecht; schlimm; schwach; schäbig; stinkend; stinkig; tückisch; ungenügend; untergeordnet; unzureichend; verdorben; verfault; vergammelt; verrotet; zornig; zweitklassig; zweitrangig; ärmlich; übel
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
slecht boshaft
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
gedegenereerd aus der Art geschlagen; entartet; pervers

Synoniemen voor "entartet":


entarten:

entarten werkwoord (entarte, entartest, entartet, entartete, entartetet, entartet)

  1. entarten (abwechseln; ändern; verändern; )
    veranderen; wijzigen; verwisselen; afwisselen; herzien
    • veranderen werkwoord (verander, verandert, veranderde, veranderden, veranderd)
    • wijzigen werkwoord (wijzig, wijzigt, wijzigde, wijzigden, gewijzigd)
    • verwisselen werkwoord (verwissel, verwisselt, verwisselde, verwisselden, verwisseld)
    • afwisselen werkwoord (wissel af, wisselt af, wisselde af, wisselden af, afgewisseld)
    • herzien werkwoord (herzie, herziet, herzag, herzagen, herzien)
  2. entarten (korrumpieren; entstellen)
    corrumperen; verderven
    • corrumperen werkwoord (corrumpeer, corrumpeert, corrumpeerde, corrumpeerden, gecorrumpeerd)
    • verderven werkwoord (verderf, verderft, verdierf, verdierven, verdorven)
  3. entarten (ausarten; abarten)
    uitlopen op; ontaarden
  4. entarten (degenerieren; verderben; abarten; abnehmen; ausarten)
    degenereren; achteruitgaan; verworden; verderven
    • degenereren werkwoord (degenereer, degenereert, degenereerde, degenereerden, gedegenereerd)
    • achteruitgaan werkwoord (ga achteruit, gaat achteruit, ging achteruit, gingen achteruit, achteruitgegaan)
    • verworden werkwoord (verword, verwordt, verwerd, verwerden, verworden)
    • verderven werkwoord (verderf, verderft, verdierf, verdierven, verdorven)
  5. entarten (abarten; zurückgehen; ausarten; )
    degenereren; achteruitgaan; ontaarden; verworden; verderven
    • degenereren werkwoord (degenereer, degenereert, degenereerde, degenereerden, gedegenereerd)
    • achteruitgaan werkwoord (ga achteruit, gaat achteruit, ging achteruit, gingen achteruit, achteruitgegaan)
    • ontaarden werkwoord (ontaard, ontaardt, ontaardde, ontaardden, ontaard)
    • verworden werkwoord (verword, verwordt, verwerd, verwerden, verworden)
    • verderven werkwoord (verderf, verderft, verdierf, verdierven, verdorven)
  6. entarten (verzerren; entstellen)
    verbasteren; vervormen
    • verbasteren werkwoord (verbaster, verbastert, verbasterde, verbasterden, verbasterd)
    • vervormen werkwoord (vervorm, vervormt, vervormde, vervormden, vervormd)

Conjugations for entarten:

Präsens
  1. entarte
  2. entartest
  3. entartet
  4. entarten
  5. entartet
  6. entarten
Imperfekt
  1. entartete
  2. entartetest
  3. entartete
  4. entarteten
  5. entartetet
  6. entarteten
Perfekt
  1. habe entartet
  2. hast entartet
  3. hat entartet
  4. haben entartet
  5. habt entartet
  6. haben entartet
1. Konjunktiv [1]
  1. entarte
  2. entartest
  3. entarte
  4. entarten
  5. entartet
  6. entarten
2. Konjunktiv
  1. entartete
  2. entartetest
  3. entartete
  4. entarteten
  5. entartetet
  6. entarteten
Futur 1
  1. werde entarten
  2. wirst entarten
  3. wird entarten
  4. werden entarten
  5. werdet entarten
  6. werden entarten
1. Konjunktiv [2]
  1. würde entarten
  2. würdest entarten
  3. würde entarten
  4. würden entarten
  5. würdet entarten
  6. würden entarten
Diverses
  1. entart!
  2. entartet!
  3. entarten Sie!
  5. entartet
  6. entartend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor entarten:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
achteruitgaan Abfallen; Abnehmen; Schwächer werden; Vermindern
ontaarden Abartigen; Degenerierten
veranderen Abwandeln; Abwechsellung; Abänderung; Amendieren; Metamorphose; Mutieren; Transformation; Umstellung; Umwandlung; Verwandlung; Verändern; Veränderung; Wandlung; Wechsel
wijzigen Abwandeln; Abwechsellung; Abänderung; Amendieren; Metamorphose; Transformation; Umstellung; Umwandlung; Verwandlung; Veränderung; Wandlung; Wechsel
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
achteruitgaan abarten; abnehmen; aus der Art schlagen; ausarten; degenerieren; entarten; heruntermachen; verderben; verleiden; zurückgehen; zurücklaufen abbauen; abschwächen; fallen; fortnehmen; herabmindern; herabsetzen; kürzen; mindern; nachlassen; reduzieren; schmälern; schrumpfen; schwinden; schwächen; setzen; sinken; sparen; vergehen; verknappen; vermindern; verringern; versiegen; wegnehmen; zerfallen; zurückfahren; zurückgehen; zurücklaufen; zurückprallen; zurückscheuen; zurückschrecken; zurückzaudern; zurückzucken; zusammengehen
afwisselen abwandeln; abwechseln; abändern; amendieren; anfertigen; ausbauen; auswirken; bilden; eintauschen; entarten; entfalten; entstehen; erschaffen; flattern; tauschen; variieren; verfertigen; verändern; wechseln; ändern abwechseln; variieren; wechseln; ändern
corrumperen entarten; entstellen; korrumpieren bestechen; korrumpieren
degenereren abarten; abnehmen; aus der Art schlagen; ausarten; degenerieren; entarten; heruntermachen; verderben; verleiden; zurückgehen; zurücklaufen
herzien abwandeln; abwechseln; abändern; amendieren; anfertigen; ausbauen; auswirken; bilden; eintauschen; entarten; entfalten; entstehen; erschaffen; flattern; tauschen; variieren; verfertigen; verändern; wechseln; ändern abhelfen; abändern; aufbessern; ausbauen; ausbessern; berichtigen; bessern; ergänzen; erneuern; korrigieren; modifizieren; reformieren; renovieren; revidieren; verbessern; vervollkommnen; überprüfen
ontaarden abarten; aus der Art schlagen; ausarten; entarten; heruntermachen; verleiden; zurückgehen; zurücklaufen
uitlopen op abarten; ausarten; entarten
veranderen abwandeln; abwechseln; abändern; amendieren; anfertigen; ausbauen; auswirken; bilden; eintauschen; entarten; entfalten; entstehen; erschaffen; flattern; tauschen; variieren; verfertigen; verändern; wechseln; ändern abwechseln; modifizieren; variieren; verwandeln; wechseln; ändern
verbasteren entarten; entstellen; verzerren
verderven abarten; abnehmen; aus der Art schlagen; ausarten; degenerieren; entarten; entstellen; heruntermachen; korrumpieren; verderben; verleiden; zurückgehen; zurücklaufen
vervormen entarten; entstellen; verzerren reformieren; reorganisieren; sichverformen; umbilden; umformen; verzerren; verziehen
verwisselen abwandeln; abwechseln; abändern; amendieren; anfertigen; ausbauen; auswirken; bilden; eintauschen; entarten; entfalten; entstehen; erschaffen; flattern; tauschen; variieren; verfertigen; verändern; wechseln; ändern abtragen; auswechseln; einfallen; einspringen; eintauschen; einwechseln; erneuern; erneutaufstellen; erneutunterbringen; ersetzen; ersetzt; innovieren; konvertieren; stellvertreten; tauschen; tilgen; umtauschen; umwandeln; umwechseln; umändern; vertauschen; vertreten; verwechseln; verändern; wechseln
verworden abarten; abnehmen; aus der Art schlagen; ausarten; degenerieren; entarten; heruntermachen; verderben; verleiden; zurückgehen; zurücklaufen
wijzigen abwandeln; abwechseln; abändern; amendieren; anfertigen; ausbauen; auswirken; bilden; eintauschen; entarten; entfalten; entstehen; erschaffen; flattern; tauschen; variieren; verfertigen; verändern; wechseln; ändern abändern; modifizieren; umgestalten; umändern; verändern; ändern

Synoniemen voor "entarten":

  • ausarten; degenerieren
  • denaturieren; einem Stoff den natürlichen Zustand nehmen; seiner eigentlichen Natur berauben; seines eigentlichen Charakters berauben

Wiktionary: entarten

entarten
verb
  1. overgaan in iets verkeerds

Computer vertaling door derden:






Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0510 seconde
Page rendered in 1.0 seconds