Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. emporragen:


Duits

Uitgebreide vertaling voor emporragen (Duits) in het Nederlands

emporragen:

emporragen werkwoord (rage empor, ragst empor, ragt empor, ragte empor, ragtet empor, emporgeragt)

  1. emporragen (hinausragen)
    uittorenen; uitrijzen
    • uittorenen werkwoord (toren uit, torent uit, torende uit, torenden uit, uitgetorend)
    • uitrijzen werkwoord (rijs uit, rijst uit, rees uit, rezen uit, uitgerezen)
  2. emporragen (aufragen; emporsteigen; steigen; )
    oprijzen; rijzen; omhoogrijzen
    • oprijzen werkwoord (rijs op, rijst op, rees op, rezen op, opgerezen)
    • rijzen werkwoord (rijs, rijst, rees, rezen, gerezen)
    • omhoogrijzen werkwoord (rijs omhoog, rijst omhoog, rees omhoog, rezen omhoog, omhooggerezen)

Conjugations for emporragen:

Präsens
  1. rage empor
  2. ragst empor
  3. ragt empor
  4. ragen empor
  5. ragt empor
  6. ragen empor
Imperfekt
  1. ragte empor
  2. ragtest empor
  3. ragte empor
  4. ragten empor
  5. ragtet empor
  6. ragten empor
Perfekt
  1. habe emporgeragt
  2. hast emporgeragt
  3. hat emporgeragt
  4. haben emporgeragt
  5. habt emporgeragt
  6. haben emporgeragt
1. Konjunktiv [1]
  1. rage empor
  2. ragest empor
  3. rage empor
  4. ragen empor
  5. raget empor
  6. ragen empor
2. Konjunktiv
  1. ragte empor
  2. ragtest empor
  3. ragte empor
  4. ragten empor
  5. ragtet empor
  6. ragten empor
Futur 1
  1. werde emporragen
  2. wirst emporragen
  3. wird emporragen
  4. werden emporragen
  5. werdet emporragen
  6. werden emporragen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde emporragen
  2. würdest emporragen
  3. würde emporragen
  4. würden emporragen
  5. würdet emporragen
  6. würden emporragen
Diverses
  1. rag empor!
  2. ragt empor!
  3. ragen Sie empor!
  4. emporgeragt
  5. emporragend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor emporragen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
omhoogrijzen ansteigen; aufragen; aufsteigen; emporkommen; emporragen; emporsteigen; ersteigen; heraufkommen; heraufsteigen; hochsteigen; schwellen; steigen aufgehen; aufstehen; emporkommen; gehen; sicher heben; treiben
oprijzen ansteigen; aufragen; aufsteigen; emporkommen; emporragen; emporsteigen; ersteigen; heraufkommen; heraufsteigen; hochsteigen; schwellen; steigen anschwellen; aufgehen; eintreten; entkeimen; entspringen; entstehen; erstehen; gelangen; schwellen; sicherheben; steigen; wachsen; werden
rijzen ansteigen; aufragen; aufsteigen; emporkommen; emporragen; emporsteigen; ersteigen; heraufkommen; heraufsteigen; hochsteigen; schwellen; steigen anschwellen; anwachsen; aufgehen; aufstehen; eintreten; emporkommen; emporsteigen; entkeimen; entspringen; entstehen; erstehen; gehen; gelangen; schwellen; sicher heben; sicherheben; steigen; treiben; wachsen; werden; zunehmen
uitrijzen emporragen; hinausragen
uittorenen emporragen; hinausragen

Synoniemen voor "emporragen":