Duits
Uitgebreide vertaling voor einhellig (Duits) in het Nederlands
einhellig:
-
einhellig (einmütig; einstimmig; geschlossen; einig; gemeinsam; gemeinschaftlich; gleichförmig; solidarisch; gleichgestimmt)
unaniem; eensgezind; eenparig; eenstemmig-
unaniem bijvoeglijk naamwoord
-
eensgezind bijvoeglijk naamwoord
-
eenparig bijvoeglijk naamwoord
-
eenstemmig bijvoeglijk naamwoord
-
-
einhellig (einträchtig; einstimmig; gemeinsam; einmütig; angeschlossen; gleichgestimmt; geschlossen; einig; verträglich; gemeinschaftlich; zusammenhängend; solidarisch; gleichförmig)
eensgezind; eendrachtig; harmonieus; saamhorig-
eensgezind bijvoeglijk naamwoord
-
eendrachtig bijvoeglijk naamwoord
-
harmonieus bijvoeglijk naamwoord
-
saamhorig bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor einhellig:
Synoniemen voor "einhellig":
Wiktionary: einhellig
einhellig
adjective
-
met eenheid van stemmen