Duits
Uitgebreide vertaling voor einheimisch (Duits) in het Nederlands
einheimisch:
-
einheimisch (von Natur aus anwesend sein; eingeboren)
aangeboren; natuurlijk; van nature aanwezig; eigen-
aangeboren bijvoeglijk naamwoord
-
natuurlijk bijvoeglijk naamwoord
-
van nature aanwezig bijvoeglijk naamwoord
-
eigen bijvoeglijk naamwoord
-
-
einheimisch
binnenlands-
binnenlands bijvoeglijk naamwoord
-
-
einheimisch (charakteristisch; typisch; charakterisierend; kennzeichnend; bezeichnend; eigenartig; spezifisch; eigen; treffend; eigentümlich)
karakteristiek; kenmerkend; typisch; typerend; tekenend-
karakteristiek bijvoeglijk naamwoord
-
kenmerkend bijvoeglijk naamwoord
-
typisch bijvoeglijk naamwoord
-
typerend bijvoeglijk naamwoord
-
tekenend bijvoeglijk naamwoord
-
-
einheimisch (autochton; eingeboren; inländisch)
autochtoon; inheems; inlands-
autochtoon bijvoeglijk naamwoord
-
inheems bijvoeglijk naamwoord
-
inlands bijvoeglijk naamwoord
-
-
einheimisch (eingeboren)
Vertaal Matrix voor einheimisch:
Synoniemen voor "einheimisch":
Wiktionary: einheimisch
einheimisch
Cross Translation:
adjective
einheimisch
adjective
-
van oorsprong ergens voorkomend
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• einheimisch | → inheemse; inheems | ↔ aboriginal — original; indigenous |
• einheimisch | → inheems | ↔ native — characteristic of or existing by virtue of geographic origin |
• einheimisch | → inheems; inlands; binnenlands; landelijk | ↔ aborigène — anthropo|fr Qui est originaire du pays où il vivre. |