Home ->Woordenboeken ->Duits/Nederlands ->Vertaal einfahren

Vertaal einfahren van Duits naar Nederlands

Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. einfahren:

Duits

Uitgebreide vertaling voor einfahren (Duits) in het Nederlands

einfahren:

einfahren werkwoord (fahre ein, fährst ein, fährt ein, fuhr ein, fuhrt ein, eingefahren)

  1. einfahren (auffahren; hereinfahren; einreiten; hereinreiten; hineinfahren)
    binnenrijden; inrijden
    • binnenrijden werkwoord (rijd binnen, rijdt binnen, reed binnen, reden binnen, binnengereden)
    • inrijden werkwoord (rijd in, rijdt in, reed in, reden in, ingereden)
  2. einfahren (eintreten; einkommen; eingehen; )
    betreden; binnenkomen; ingaan; binnentreden; binnengaan; binnenstappen; binnenlopen
    • betreden werkwoord (betreed, betreedt, betrad, betraden, betreden)
    • binnenkomen werkwoord (kom binnen, komt binnen, kwam binnen, kwamen binnen, binnengekomen)
    • ingaan werkwoord (ga in, gaat in, ging in, gingen in, ingegaan)
    • binnentreden werkwoord (treed binnen, treedt binnen, trad binnen, traden binnen, binnengetreden)
    • binnengaan werkwoord (ga binnen, gaat binnen, ging binnen, gingen binnen, binnengegaan)
    • binnenstappen werkwoord (stap binnen, stapt binnen, stapte binnen, stapten binnen, binnengestapt)
    • binnenlopen werkwoord (loop binnen, loopt binnen, liep binnen, liepen binnen, binnengelopen)
  3. einfahren (hereinfahren; hineinfahren)
    binnenvaren; invaren
    • binnenvaren werkwoord (vaar binnen, vaart binnen, voer binnen, voeren binnen, binnengevaren)
    • invaren werkwoord (vaar in, vaart in, voer in, voeren in, ingevaren)
  4. einfahren (nach oben schauen; auffahren; hinauffahren)
    oprijden; opwaarts rijden
  5. einfahren (hinauffahren; auffahren)
    oprijden
    • oprijden werkwoord (rijd op, rijdt op, reed op, reden op, opgereden)

Conjugations for einfahren:

Präsens
  1. fahre ein
  2. fährst ein
  3. fährt ein
  4. fahren ein
  5. fahrt ein
  6. fahren ein
Imperfekt
  1. fuhr ein
  2. fuhrst ein
  3. fuhr ein
  4. fuhren ein
  5. fuhrt ein
  6. fuhren ein
Perfekt
  1. bin eingefahren
  2. bist eingefahren
  3. ist eingefahren
  4. sind eingefahren
  5. seid eingefahren
  6. sind eingefahren
1. Konjunktiv [1]
  1. fahre ein
  2. fahrest ein
  3. fahre ein
  4. fahren ein
  5. fahret ein
  6. fahren ein
2. Konjunktiv
  1. führe ein
  2. führest ein
  3. führe ein
  4. führen ein
  5. führet ein
  6. führen ein
Futur 1
  1. werde einfahren
  2. wirst einfahren
  3. wird einfahren
  4. werden einfahren
  5. werdet einfahren
  6. werden einfahren
1. Konjunktiv [2]
  1. würde einfahren
  2. würdest einfahren
  3. würde einfahren
  4. würden einfahren
  5. würdet einfahren
  6. würden einfahren
Diverses
  1. fahr ein!
  2. fahrt ein!
  3. fahren Sie ein!
  5. eingefahren
  6. einfahrend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor einfahren:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
binnengaan Eindringen; Eintreten; Hineingehen
ingaan Anfangen; Eingehen
oprijden Auffahren
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
betreden eindringen; einfahren; eingehen; einkommen; einlassen; einlaufen; einsteigen; eintreten; hereinkommen; hereinkriegen; hereinlaufen; hineingehen; hineinlaufen; hinzukommen; inKrafttreten; steuern belaufen; betreten; bewandern; wandern
binnengaan eindringen; einfahren; eingehen; einkommen; einlassen; einlaufen; einsteigen; eintreten; hereinkommen; hereinkriegen; hereinlaufen; hineingehen; hineinlaufen; hinzukommen; inKrafttreten; steuern
binnenkomen eindringen; einfahren; eingehen; einkommen; einlassen; einlaufen; einsteigen; eintreten; hereinkommen; hereinkriegen; hereinlaufen; hineingehen; hineinlaufen; hinzukommen; inKrafttreten; steuern
binnenlopen eindringen; einfahren; eingehen; einkommen; einlassen; einlaufen; einsteigen; eintreten; hereinkommen; hereinkriegen; hereinlaufen; hineingehen; hineinlaufen; hinzukommen; inKrafttreten; steuern
binnenrijden auffahren; einfahren; einreiten; hereinfahren; hereinreiten; hineinfahren
binnenstappen eindringen; einfahren; eingehen; einkommen; einlassen; einlaufen; einsteigen; eintreten; hereinkommen; hereinkriegen; hereinlaufen; hineingehen; hineinlaufen; hinzukommen; inKrafttreten; steuern
binnentreden eindringen; einfahren; eingehen; einkommen; einlassen; einlaufen; einsteigen; eintreten; hereinkommen; hereinkriegen; hereinlaufen; hineingehen; hineinlaufen; hinzukommen; inKrafttreten; steuern
binnenvaren einfahren; hereinfahren; hineinfahren
ingaan eindringen; einfahren; eingehen; einkommen; einlassen; einlaufen; einsteigen; eintreten; hereinkommen; hereinkriegen; hereinlaufen; hineingehen; hineinlaufen; hinzukommen; inKrafttreten; steuern reagieren
inrijden auffahren; einfahren; einreiten; hereinfahren; hereinreiten; hineinfahren
invaren einfahren; hereinfahren; hineinfahren
oprijden auffahren; einfahren; hinauffahren; nach oben schauen Stückchen mitfahren
opwaarts rijden auffahren; einfahren; hinauffahren; nach oben schauen

Synoniemen voor "einfahren":


Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van einfahren







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0322 seconde
Page rendered in 1.0 seconds