Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. eigenbrötlerisch:


Duits

Uitgebreide vertaling voor eigenbrötlerisch (Duits) in het Nederlands

eigenbrötlerisch:

eigenbrötlerisch bijvoeglijk naamwoord

  1. eigenbrötlerisch (dickköpfig; starr; trotzig; )
    onbuigzaam; onverzettelijk; taai; stug; stijfkoppig

Vertaal Matrix voor eigenbrötlerisch:

Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
onbuigzaam dickköpfig; eigenbrötlerisch; eigensinnig; eigenwillig; starr; starrköpfig; starrsinnig; störrisch; trotzig; unbeugsam; widerborstig; widerspenstig; widerwillig dickköpfig; eigensinnig; eigenwillig; eisern; gnadenlos; starr; starrköpfig; starrsinnig; störrisch; trotzig; unerbittlich; unversöhnlich
onverzettelijk dickköpfig; eigenbrötlerisch; eigensinnig; eigenwillig; starr; starrköpfig; starrsinnig; störrisch; trotzig; unbeugsam; widerborstig; widerspenstig; widerwillig dickköpfig; eisern; starr; starrköpfig; starrsinnig
stijfkoppig dickköpfig; eigenbrötlerisch; eigensinnig; eigenwillig; starr; starrköpfig; starrsinnig; störrisch; trotzig; unbeugsam; widerborstig; widerspenstig; widerwillig dickköpfig; eisern; starr; starrköpfig; starrsinnig
stug dickköpfig; eigenbrötlerisch; eigensinnig; eigenwillig; starr; starrköpfig; starrsinnig; störrisch; trotzig; unbeugsam; widerborstig; widerspenstig; widerwillig
taai dickköpfig; eigenbrötlerisch; eigensinnig; eigenwillig; starr; starrköpfig; starrsinnig; störrisch; trotzig; unbeugsam; widerborstig; widerspenstig; widerwillig fade; geistlos; geisttötend; langweilig; nicht abgelenkt; öde

Synoniemen voor "eigenbrötlerisch":