Overzicht
Duits naar Nederlands: Meer gegevens...
-
eifrig:
- bezet; druk; drukbezet; actief; bedrijvig; bezig; geil; seksueel opgewonden; opgewonden; hitsig; heet; bezeten; fanatiek; hartstochtelijk; gepassioneerd; temperamentvol; vurig; heetbloedig; stormachtig; warmbloedig; dynamisch; energiek; daadkrachtig; geanimeerd; drukpratend; gretig; happig; onvermoeibaar; bedreven; noest; ambitieus; eerzuchtig; streverig
- Wiktionary:
Duits
Uitgebreide vertaling voor eifrig (Duits) in het Nederlands
eifrig:
-
eifrig (geschäftig; lustig; gedrängt; heiter; geräuschvoll; lebendig; fleißig; gesellig; emsig; lebhaft; munter; üppig; flott; vergnüglich; quick; fröhlich; existent; freudvoll; frisch; angeheitert; freudig)
-
eifrig (geschäftig; beschäftigt; aktiv; fleißig; emsig)
-
eifrig (Seksuell gereitst sein; heiß; geil; hitzig; brünstig; begeistert; aufgeregt; aufgregend; enthusiastisch; gereizt; hingebungsvoll; feurig; glühend; erregt; entzückt; lüstern; inbrünstig; erregend)
geil; seksueel opgewonden; opgewonden; hitsig; heet-
geil bijvoeglijk naamwoord
-
seksueel opgewonden bijvoeglijk naamwoord
-
opgewonden bijvoeglijk naamwoord
-
hitsig bijvoeglijk naamwoord
-
heet bijvoeglijk naamwoord
-
-
eifrig (fanatisch; besessen)
-
eifrig (passioniert; hitzig; ungestüm; leidenschaftlich; hemmungslos; temperamentvoll; hitzköpfig; hingebungsvoll; feurig; inbrünstig; heißblütig)
hartstochtelijk; gepassioneerd; temperamentvol; vurig; heetbloedig; stormachtig; warmbloedig-
hartstochtelijk bijvoeglijk naamwoord
-
gepassioneerd bijvoeglijk naamwoord
-
temperamentvol bijvoeglijk naamwoord
-
vurig bijvoeglijk naamwoord
-
heetbloedig bijvoeglijk naamwoord
-
stormachtig bijvoeglijk naamwoord
-
warmbloedig bijvoeglijk naamwoord
-
-
eifrig (tatkräftig; energisch; kraftvoll; kräftig; zugreifend)
dynamisch; energiek; daadkrachtig-
dynamisch bijvoeglijk naamwoord
-
energiek bijvoeglijk naamwoord
-
daadkrachtig bijvoeglijk naamwoord
-
-
eifrig (fröhlich; lebendig; lustig; ausgelassen; emsig; heiter; gesellig; keck; lebhaft; angeregt; vergnüglich; munter; quick; wohlgemut)
geanimeerd; druk; drukpratend-
geanimeerd bijvoeglijk naamwoord
-
druk bijvoeglijk naamwoord
-
drukpratend bijvoeglijk naamwoord
-
-
eifrig (gierig; lüstern; erpicht; verlangend; hungrig; zugespitzt; begierig; begehrlich)
-
eifrig (unermüdlich; rastlos; bewandert; emsig)
onvermoeibaar; bedreven; noest-
onvermoeibaar bijvoeglijk naamwoord
-
bedreven bijvoeglijk naamwoord
-
noest bijvoeglijk naamwoord
-
-
eifrig (ehrgeizig; ambitiös; großartig; enorm; tollkühn)
ambitieus; eerzuchtig; streverig-
ambitieus bijvoeglijk naamwoord
-
eerzuchtig bijvoeglijk naamwoord
-
streverig bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor eifrig:
Synoniemen voor "eifrig":
Wiktionary: eifrig
eifrig
eifrig
Cross Translation:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• eifrig | → vlijtig; ijverig; toegewijd | ↔ diligent — performing with intense concentration, focus, responsible regard |
• eifrig | → vlijtig; ijverig | ↔ hardworking — taking her work seriously and doing it well and rapidly |
• eifrig | → ijverig; vlijtig | ↔ industrious — hard-working and persistent |
• eifrig | → ijverig; vlijtig | ↔ zealous — full of zeal; ardent |