Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. durchgebrochen:


Duits

Uitgebreide vertaling voor durchgebrochen (Duits) in het Nederlands

durchgebrochen:

durchgebrochen bijvoeglijk naamwoord

  1. durchgebrochen
    doorgebroken
  2. durchgebrochen (beschädigt; kaputt; defekt; )
    beschadigd; kapot; gebarsten; stuk
  3. durchgebrochen (gebrochen; zerbrochen; kaputt; kaputtgebrochen; defekt)
    gebroken; verbroken

Vertaal Matrix voor durchgebrochen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
stuk Anteil; Bestandteil; Bruchteil; Bühnenstück; Drama; Element; Geschütz; Glied; Kanone; Prachtweib; Publikation; Schauspiel; Schönheit; Segment; Stück; Teil; Teilchen; Veröffentlichung; flotte Biene; heißer Typ; schöner Mensch; toller Typ
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
beschadigd angeschlagen; beschädigt; defekt; durchgebrochen; entzwei; gebrochen; kaputt; kaputtgebrochen; ramponiert; schadhaft; zerbrochen; zerrissen
kapot angeschlagen; beschädigt; defekt; durchgebrochen; entzwei; gebrochen; kaputt; kaputtgebrochen; ramponiert; schadhaft; zerbrochen; zerrissen beschädigt; defekt; entzwei; gebrochen; in Scherben; in Stücken; kaputt; schadhaft; zerbrochen; zerrissen
stuk angeschlagen; beschädigt; defekt; durchgebrochen; entzwei; gebrochen; kaputt; kaputtgebrochen; ramponiert; schadhaft; zerbrochen; zerrissen außer Gebrauch; beschädigt; defekt; entzwei; gebrochen; in Scherben; in Stücken; kaputt; schadhaft; zerbrochen; zerrissen
verbroken defekt; durchgebrochen; gebrochen; kaputt; kaputtgebrochen; zerbrochen getrennt
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
doorgebroken durchgebrochen
gebarsten angeschlagen; beschädigt; defekt; durchgebrochen; entzwei; gebrochen; kaputt; kaputtgebrochen; ramponiert; schadhaft; zerbrochen; zerrissen
gebroken defekt; durchgebrochen; gebrochen; kaputt; kaputtgebrochen; zerbrochen beschädigt; defekt; entzwei; gebrochen; gerädert; in Scherben; in Stücken; kaputt; schadhaft; zerbrochen; zerrissen