Overzicht
Duits naar Nederlands: Meer gegevens...
- darlegen:
-
Wiktionary:
- darlegen → uitleggen, uit de doeken doen, ontvouwen, vrijpleiten
- darlegen → formuleren, verwoorden, bekendmaken, ontwikkelen, openbaren, afwikkelen, ontrollen, uitrollen, doen groeien, laten groeien, beduiden, duidelijk maken, uitleggen, verhelderen, verklaren, ontplooien, ontwarren, toelichten, uiteenzetten
Duits
Uitgebreide vertaling voor darlegen (Duits) in het Nederlands
darlegen:
-
darlegen (erklären; verdeutlichen; erläutern; auseinandersetzen; aufklären; klären; erörtern)
verduidelijken; nader verklaren; toelichten; uiteenzetten; uitleggen-
verduidelijken werkwoord (verduidelijk, verduidelijkt, verduidelijkte, verduidelijkten, verduidelijkt)
-
nader verklaren werkwoord (verklaar nader, verklaart nader, verklaarde nader, verklaarden nader, nader verklaard)
-
-
darlegen (besprechen; bereden; begründen; argumentieren; auseinandersetzen; ausführlich erörtern)
-
darlegen (verdeutlichen; erklären; auseinandersetzen; deuten; erörtern; erläutern; schildern; aufschließen; illustrieren)
uitleggen; verduidelijken; uiteenzetten; ontvouwen-
verduidelijken werkwoord (verduidelijk, verduidelijkt, verduidelijkte, verduidelijkten, verduidelijkt)
Conjugations for darlegen:
Präsens
- lege dar
- legst dar
- legt dar
- legen dar
- legt dar
- legen dar
Imperfekt
- legte dar
- legtest dar
- legte dar
- legten dar
- legtet dar
- legten dar
Perfekt
- habe dargelegt
- hast dargelegt
- hat dargelegt
- haben dargelegt
- habt dargelegt
- haben dargelegt
1. Konjunktiv [1]
- lege dar
- legest dar
- lege dar
- legen dar
- leget dar
- legen dar
2. Konjunktiv
- legte dar
- legtest dar
- legte dar
- legten dar
- legtet dar
- legten dar
Futur 1
- werde darlegen
- wirst darlegen
- wird darlegen
- werden darlegen
- werdet darlegen
- werden darlegen
1. Konjunktiv [2]
- würde darlegen
- würdest darlegen
- würde darlegen
- würden darlegen
- würdet darlegen
- würden darlegen
Diverses
- leg dar!
- legt dar!
- legen Sie dar!
- dargelegt
- darlegend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie
Vertaal Matrix voor darlegen:
Synoniemen voor "darlegen":
Wiktionary: darlegen
darlegen
Cross Translation:
verb
darlegen
-
anderen einen Sachverhalt präsentieren, vorstellen
- darlegen → uitleggen; uit de doeken doen
verb
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• darlegen | → formuleren; verwoorden | ↔ formulate — to reduce to, or express in, a formula; to put in a clear and definite form of statement or expression |
• darlegen | → bekendmaken | ↔ state — make known |
• darlegen | → ontwikkelen; openbaren; afwikkelen; ontrollen; uitrollen; doen groeien; laten groeien; beduiden; duidelijk maken; uitleggen; verhelderen; verklaren; ontplooien; ontwarren | ↔ développer — dégager une chose de ce qui l’envelopper. |
• darlegen | → uitleggen; afwikkelen; ontrollen; uitrollen; beduiden; duidelijk maken; verhelderen; verklaren; toelichten; uiteenzetten | ↔ expliquer — rendre clair. |