Duits
Uitgebreide vertaling voor dürr (Duits) in het Nederlands
dürr:
-
dürr (vertrocknet; trocken; karg; öde; fruchtlos; welk; unfruchtbar)
-
dürr (karg; trocken; knapp; kärglich; mager)
-
dürr (unfruchtbar)
-
dürr (frostig; kahl; rauh; streng; wüst; füchterlich; himmelschreiend)
-
dürr (ausgezehrt; schmächtig; knöchern; spindeldürr; hohläugig)
uitgeteerd; uitgemergeld; broodmager-
uitgeteerd bijvoeglijk naamwoord
-
uitgemergeld bijvoeglijk naamwoord
-
broodmager bijvoeglijk naamwoord
-
-
dürr (schal; trocken; schofel; öde; karg; schäbig; unfruchtbar; kärglich)
-
dürr (spindeldürr; hager; knochig; knöchern)
-
dürr (objektiv; sachlich; kalt; geschäftlich; nüchtern; dienstlich; unbestechlich; unparteiisch)
Vertaal Matrix voor dürr:
Synoniemen voor "dürr":
Computer vertaling door derden: