Overzicht
Duits
Uitgebreide vertaling voor dösig (Duits) in het Nederlands
dösig:
-
dösig (schläfrig; duselig; verschlafen; schlaftrunken)
-
dösig (eintönig; langweilig; öde; fade; abgeschmackt)
saai; eentonig; slaapverwekkend; monotoon-
saai bijvoeglijk naamwoord
-
eentonig bijvoeglijk naamwoord
-
slaapverwekkend bijvoeglijk naamwoord
-
monotoon bijvoeglijk naamwoord
-
-
dösig (betäubt; stumpfsinnig; duselig)
-
dösig (duselig; schläfrig)
-
dösig (duselig; schlaff; dumpf; betäubt; dumpfig)
Vertaal Matrix voor dösig:
Synoniemen voor "dösig":
Wiktionary: dösig
dösig
adjective
-
slaperig
- duf → dösig; verschlafen
Computer vertaling door derden: