Duits
Uitgebreide vertaling voor brüsk (Duits) in het Nederlands
brüsk:
-
brüsk (ohne Umschweife; angebunden; einsilbig; kurz angebunden)
bot; kortaf; zonder omhaal-
bot bijvoeglijk naamwoord
-
kortaf bijvoeglijk naamwoord
-
zonder omhaal bijvoeglijk naamwoord
-
-
brüsk (schlechtgelaunt; knurrig; barsch; sauertöpfisch; griesgrämig)
chagrijnig; nurks; knorrig; korzelig; nors-
chagrijnig bijvoeglijk naamwoord
-
nurks bijvoeglijk naamwoord
-
knorrig bijvoeglijk naamwoord
-
korzelig bijvoeglijk naamwoord
-
nors bijvoeglijk naamwoord
-
-
brüsk (schroff; barsch)
Vertaal Matrix voor brüsk:
Synoniemen voor "brüsk":
Computer vertaling door derden: