Home ->Woordenboeken ->Duits/Nederlands ->Vertaal brühten

Vertaal brühten van Duits naar Nederlands

Overzicht

Duits naar Nederlands: Meer gegevens...

brühen:
- neerleggen; onderuit halen; broeien; warm zijn

Duits

Uitgebreide vertaling voor brühten (Duits) in het Nederlands

brühten vorm van brühen:

brühen werkwoord (brühe, brühst, brüht, brühte, brühtet, gebrüht)

brühen (unteraus legen; stecken; legen; vergeben; einstellen; abstellen; verlegen; stellen; setzen; schalten; aufstellen; ablegen; einräumen; fügen; betten; anbringen; einteilen; einordnen; einweisen; hinlegen; schlingen; hinstellen; unterbringen; installieren; laichen; einrücken; stationieren; gruppieren)
neerleggen; onderuit halen
- neerleggen werkwoord (leg neer, legt neer, legde neer, legden neer, neergelegd)
- onderuit halen werkwoord
brühen (warm sein; gären; brüten; schwelen)
broeien; warm zijn
- broeien werkwoord (broei, broeit, broeide, broeiden, bebroeid)
- warm zijn werkwoord

Conjugations for brühen:

Präsens

brühe
brühst
brüht
brühen
brüht
brühen

Imperfekt

brühte
brühtest
brühte
brühten
brühtet
brühten

Perfekt

habe gebrüht
hast gebrüht
hat gebrüht
haben gebrüht
habt gebrüht
haben gebrüht

1. Konjunktiv [1]

brühe
brühest
brühe
brühen
brühet
brühen

2. Konjunktiv

brühte
brühtest
brühte
brühten
brühtet
brühten

Futur 1

werde brühen
wirst brühen
wird brühen
werden brühen
werdet brühen
werden brühen

1. Konjunktiv [2]

würde brühen
würdest brühen
würde brühen
würden brühen
würdet brühen
würden brühen

Diverses

brüh!
brüht!
brühen Sie!
gebrüht
brühend

1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor brühen:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
neerleggen		Abschießen; Niederschießen; Totschießen
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
broeien	brühen; brüten; gären; schwelen; warm sein
neerleggen	ablegen; abstellen; anbringen; aufstellen; betten; brühen; einordnen; einräumen; einrücken; einstellen; einteilen; einweisen; fügen; gruppieren; hinlegen; hinstellen; installieren; laichen; legen; schalten; schlingen; setzen; stationieren; stecken; stellen; unteraus legen; unterbringen; vergeben; verlegen	ablegen; abstellen; abstreifen; anbringen; aufbewahren; aufheben; aufstellen; austreiben; beisetzen; bergen; bewahren; deponieren; einordnen; einräumen; einrücken; einstellen; gruppieren; herstellen; hinlegen; hinstellen; hinterlegen; installieren; lagern; legen; niederlegen; setzen; stationieren; stellen; unterbringen
onderuit halen	ablegen; abstellen; anbringen; aufstellen; betten; brühen; einordnen; einräumen; einrücken; einstellen; einteilen; einweisen; fügen; gruppieren; hinlegen; hinstellen; installieren; laichen; legen; schalten; schlingen; setzen; stationieren; stecken; stellen; unteraus legen; unterbringen; vergeben; verlegen
warm zijn	brühen; brüten; gären; schwelen; warm sein

Computer vertaling door derden: