Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. blasen:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor blasen (Duits) in het Nederlands

blasen:

blasen werkwoord (blase, bläst, bliest, geblasen)

  1. blasen (flöten; pfeifen)
    pijpen; blazen; fluiten
    • pijpen werkwoord (pijp, pijpt, pijpte, pijpten, gepijpt)
    • blazen werkwoord (blaas, blaast, blies, bliezen, geblazen)
    • fluiten werkwoord (fluit, floot, floten, gefloten)
  2. blasen (lutschen; saugen)
    fellatio doen; pijpen; afzuigen; zuigen
    • fellatio doen werkwoord !
    • pijpen werkwoord ! (pijp, pijpt, pijpte, pijpten, gepijpt)
    • afzuigen werkwoord ! (zuig af, zuigt af, zoog af, zogen af, afgezogen)
    • zuigen werkwoord ! (zuig, zuigt, zoog, zogen, gezogen)

Conjugations for blasen:

Präsens
  1. blase
  2. bläst
  3. bläst
  4. blasen
  5. blast
  6. blasen
Imperfekt
  1. blies
  2. bliest
  3. bliest
  4. bliesen
  5. bliest
  6. bliesen
Perfekt
  1. habe geblasen
  2. hast geblasen
  3. hat geblasen
  4. haben geblasen
  5. habt geblasen
  6. haben geblasen
1. Konjunktiv [1]
  1. blase
  2. blasest
  3. blase
  4. blasen
  5. blaset
  6. blasen
2. Konjunktiv
  1. bliese
  2. bliesest
  3. bliese
  4. bliesen
  5. blieset
  6. bliesen
Futur 1
  1. werde blasen
  2. wirst blasen
  3. wird blasen
  4. werden blasen
  5. werdet blasen
  6. werden blasen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde blasen
  2. würdest blasen
  3. würde blasen
  4. würden blasen
  5. würdet blasen
  6. würden blasen
Diverses
  1. blas!
  2. blast!
  3. blasen Sie!
  4. geblasen
  5. blasend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor blasen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afzuigen blasen; lutschen; saugen absaugen; durch die Nase einziehen; einziehen
blazen blasen; flöten; pfeifen hecheln; keuchen; schnaufen
fellatio doen blasen; lutschen; saugen
fluiten blasen; flöten; pfeifen
pijpen blasen; flöten; lutschen; pfeifen; saugen
zuigen blasen; lutschen; saugen lutschen; saugen; schlucken; schlürfen

Synoniemen voor "blasen":

  • pusten
  • lecken; oral befriedigen; schwanzlutschen

Wiktionary: blasen

blasen
verb
  1. auf einem Blasinstrument spielen
blasen
verb
  1. een luchtstroom veroorzaken
  2. plaatsvinden van een sterke luchtstroming

Cross Translation:
FromToVia
blasen waaien; blazen blow — to produce an air current
blasen blazen blow — to propel by an air current
blasen pijpen blow — to fellate
blasen pijpen; fellatio doen fellate — to suck off
blasen pijpen suck off — to give a blowjob
blasen blazen wind — blow air through (a wind instrument)

Verwante vertalingen van blasen