Duits
Uitgebreide vertaling voor blühend (Duits) in het Nederlands
blühend:
-
blühend
-
blühend (inbesterForm; gesund; fit; gutsituiert; gutgestellt; heil; wohlhabend; glühend; finanzstark; springlebendig; wohlauf; heilsam; behäbig; hygienisch)
-
blühend (farbenfroh; farbig; frisch; geblümt; farbenfreudig)
-
blühend (farbig; frisch)
-
blühend (gesund; heilsam; fit; wohlauf; glühend; gutgestellt; springlebendig; inbesterForm)
gezond; zonder ziekte; blakend-
gezond bijvoeglijk naamwoord
-
zonder ziekte bijvoeglijk naamwoord
-
blakend bijvoeglijk naamwoord
-
-
blühend (fit; gesund; in bester Form; wohlauf; springlebendig)
blakend van gezondheid; gezond; fit; zonder ziekte-
blakend van gezondheid bijvoeglijk naamwoord
-
gezond bijvoeglijk naamwoord
-
fit bijvoeglijk naamwoord
-
zonder ziekte bijvoeglijk naamwoord
-
-
blühend (frisch; geblümt)