Home ->Woordenboeken ->Duits/Nederlands ->Vertaal bewahren

Vertaal bewahren van Duits naar Nederlands

Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. bewahren:
  2. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor bewahren (Duits) in het Nederlands

bewahren:

bewahren werkwoord (bewahre, bewahrst, bewahrt, bewahrte, bewahrtet, bewahrt)

  1. bewahren (aufheben; aufbewahren)
    bewaren; beschermen; behoeden
    • bewaren werkwoord (bewaar, bewaart, bewaarde, bewaarden, bewaard)
    • beschermen werkwoord (bescherm, beschermt, beschermde, beschermden, beschermd)
    • behoeden werkwoord (behoed, behoedt, behoedde, behoedden, behoed)
  2. bewahren (aufbewahren; konservieren; aufheben; )
    behouden; bewaren; conserveren
    • behouden werkwoord (behoud, behoudt, behield, behielden, behouden)
    • bewaren werkwoord (bewaar, bewaart, bewaarde, bewaarden, bewaard)
    • conserveren werkwoord (conserveer, conserveert, conserveerde, conserveerden, geconserveerd)
  3. bewahren (deponieren; speichern; lagern; aufbewahren; bergen)
    opslaan; bewaren; deponeren
    • opslaan werkwoord (sla op, slaat op, sloeg op, sloegen op, opgeslagen)
    • bewaren werkwoord (bewaar, bewaart, bewaarde, bewaarden, bewaard)
    • deponeren werkwoord (deponeer, deponeert, deponeerde, deponeerden, gedeponeerd)
  4. bewahren (beschützen; behüten; beaufsichtigen; )
    beschermen; behouden; in bescherming nemen; behoeden
    • beschermen werkwoord (bescherm, beschermt, beschermde, beschermden, beschermd)
    • behouden werkwoord (behoud, behoudt, behield, behielden, behouden)
    • in bescherming nemen werkwoord (neem in bescherming, neemt in bescherming, nam in bescherming, namen in bescherming, in bescherming genomen)
    • behoeden werkwoord (behoed, behoedt, behoedde, behoedden, behoed)
  5. bewahren (Schutz bieten; schützen; erhalten; )
    beschermen; beschutten; bescherming bieden
  6. bewahren (erhalten; behalten; handhaben; )
    handhaven; stand houden
  7. bewahren (instandhalten; erhalten; wahren)
    instandhouden; conserveren
    • instandhouden werkwoord (hou in stand, houdt in stand, hield in stand, hielden in stand, in stand gehouden)
    • conserveren werkwoord (conserveer, conserveert, conserveerde, conserveerden, geconserveerd)
  8. bewahren (lagern; hinlegen; deponieren; )
    leggen; plaatsen; neerleggen; deponeren; wegleggen
    • leggen werkwoord (leg, legt, legde, legden, gelegd)
    • plaatsen werkwoord (plaats, plaatst, plaatste, plaatsten, geplaatst)
    • neerleggen werkwoord (leg neer, legt neer, legde neer, legden neer, neergelegd)
    • deponeren werkwoord (deponeer, deponeert, deponeerde, deponeerden, gedeponeerd)
    • wegleggen werkwoord (leg weg, legt weg, legde weg, legden weg, weggelegd)
  9. bewahren (aufräumen; bergen; wegräumen; )
    opruimen; bergen
    • opruimen werkwoord (ruim op, ruimt op, ruimde op, ruimden op, opgeruimd)
    • bergen werkwoord (berg, bergt, bergde, bergden, gebergd)

Conjugations for bewahren:

Präsens
  1. bewahre
  2. bewahrst
  3. bewahrt
  4. bewahren
  5. bewahrt
  6. bewahren
Imperfekt
  1. bewahrte
  2. bewahrtest
  3. bewahrte
  4. bewahrten
  5. bewahrtet
  6. bewahrten
Perfekt
  1. habe bewahrt
  2. hast bewahrt
  3. hat bewahrt
  4. haben bewahrt
  5. habt bewahrt
  6. haben bewahrt
1. Konjunktiv [1]
  1. bewahre
  2. bewahrest
  3. bewahre
  4. bewahren
  5. bewahret
  6. bewahren
2. Konjunktiv
  1. bewahrte
  2. bewahrtest
  3. bewahrte
  4. bewahrten
  5. bewahrtet
  6. bewahrten
Futur 1
  1. werde bewahren
  2. wirst bewahren
  3. wird bewahren
  4. werden bewahren
  5. werdet bewahren
  6. werden bewahren
1. Konjunktiv [2]
  1. würde bewahren
  2. würdest bewahren
  3. würde bewahren
  4. würden bewahren
  5. würdet bewahren
  6. würden bewahren
Diverses
  1. bewahr!
  2. bewahrt!
  3. bewahren Sie!
  5. bewahrt
  6. bewahrend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor bewahren:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bergen Aufheben; Bewaren
beschermen Abblenden; Abdecken; Abschirmen; Beschützen
bewaren Aufheben; Bewaren
instandhouden Aufrechterhalten; Erhalten; Instanthalten
leggen Aufhören mit arbeiten
neerleggen Abschießen; Niederschießen; Totschießen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
behoeden abschirmen; achtgeben; aufbewahren; aufheben; aufpassen; beaufsichtigen; behüten; beschützen; bewahren; hüten
behouden abschirmen; achtgeben; aufbewahren; aufheben; aufpassen; beaufsichtigen; behüten; beschützen; bewahren; einbüchsen; einkochen; einmachen; hüten; konservieren auf die Seite legen; beiseite legen; im Stand erhalten; reservieren; zur Seite legen; zurückhalten; zurücklegen; zurückstellen
bergen abdecken; abräumen; aufbewahren; aufheben; aufräumen; ausräumen; ausverkaufen; bergen; bewahren; lagern; speichern; weglegen; wegräumen bergen
beschermen Schutz bieten; abschirmen; achtgeben; aufbewahren; aufheben; aufpassen; beaufsichtigen; behüten; beschützen; bewahren; erhalten; hegen; hüten; schützen; wahren abdecken; abgrenzen; abschirmen; absperren; abzäunen; ausrüsten mit einer Alarmanlage; begrenzen; behüten; hüten; schutzen; schützen; umzäunen
bescherming bieden Schutz bieten; abschirmen; bewahren; erhalten; hegen; hüten; schützen; wahren
beschutten Schutz bieten; abschirmen; bewahren; erhalten; hegen; hüten; schützen; wahren abdecken; abgrenzen; abschirmen; absperren; abzäunen; begrenzen; behüten; schutzen; umzäunen
bewaren aufbewahren; aufheben; bergen; bewahren; deponieren; einbüchsen; einkochen; einmachen; konservieren; lagern; speichern ablegen; abschießen; abstellen; archivieren; aufheben; betten; einstallen; einstellen; fortsetzen; hinlegen; unterstellen; weglegen; zurücklegen
conserveren aufbewahren; aufheben; bewahren; einbüchsen; einkochen; einmachen; erhalten; instandhalten; konservieren; wahren einlegen; einmachen; konservieren
deponeren ablegen; aufbewahren; aufheben; bergen; bewahren; deponieren; hinlegen; lagern; niederlegen; speichern ablagern; ablegen; abstellen; abstreifen; anbringen; aufstellen; austreiben; beisetzen; deponieren; einordnen; einräumen; einrücken; einstellen; gruppieren; herstellen; hinlegen; hinstellen; hinterlegen; installieren; legen; setzen; stationieren; stellen; stürzen; unterbringen; wegbergen
handhaven behalten; beibehalten; bewahren; erhalten; handhaben; instandhalten; wahren
in bescherming nemen abschirmen; achtgeben; aufpassen; beaufsichtigen; behüten; beschützen; bewahren; hüten behüten; schutzen
instandhouden bewahren; erhalten; instandhalten; wahren
leggen ablegen; aufbewahren; aufheben; bergen; bewahren; deponieren; hinlegen; lagern; niederlegen ablagern; ablegen; abstellen; abstreifen; anbringen; aufstellen; austreiben; beisetzen; bergen; deponieren; einordnen; einräumen; einrücken; einstellen; gruppieren; herstellen; hinlegen; hinstellen; installieren; legen; setzen; stationieren; stellen; unterbringen; wegbergen
neerleggen ablegen; aufbewahren; aufheben; bergen; bewahren; deponieren; hinlegen; lagern; niederlegen ablegen; abstellen; abstreifen; anbringen; aufstellen; austreiben; beisetzen; betten; brühen; deponieren; einordnen; einräumen; einrücken; einstellen; einteilen; einweisen; fügen; gruppieren; herstellen; hinlegen; hinstellen; hinterlegen; installieren; laichen; legen; schalten; schlingen; setzen; stationieren; stecken; stellen; unteraus legen; unterbringen; vergeben; verlegen
opruimen abdecken; abräumen; aufbewahren; aufheben; aufräumen; ausräumen; ausverkaufen; bergen; bewahren; lagern; speichern; weglegen; wegräumen abblenden; abdecken; abmontieren; abnehmen; abräumen; abschirmen; abziehen; anstellen; aufhellen; aufklären; aufräumen; ausmisten; ausräumen; ausverkaufen; beheben; benehmen; beseitigen; blenden; decken; egalisieren; einräumen; enteignen; entheben; entnehmen; erleichtern; erlöschen; fallen; klarwerden; schaukeln; schwinden; sinken; verfallen; wegräumen
opslaan aufbewahren; bergen; bewahren; deponieren; lagern; speichern ablegen; absorbieren; archivieren; aufheben; enthalten; erwähnen; speichern
plaatsen ablegen; aufbewahren; aufheben; bergen; bewahren; deponieren; hinlegen; lagern; niederlegen ablagern; ablegen; abstellen; abstreifen; akkomodieren; anbringen; anlegen; aufstellen; ausfindig machen; austreiben; bauen; beherbergen; beisetzen; bergen; deponieren; einordnen; einquartieren; einrichten; einräumen; einrücken; einsetzen; einstellen; gruppieren; herstellen; hinlegen; hinstellen; installieren; jemandem Unterkunft bieten; legen; lokalisieren; plazieren; postieren; räumlich anordnen; setzen; stationieren; stellen; unterbringen
stand houden behalten; beibehalten; bewahren; erhalten; handhaben; instandhalten; wahren
wegleggen ablegen; aufbewahren; aufheben; bergen; bewahren; deponieren; hinlegen; lagern; niederlegen
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
opruimen Aufräumen

Synoniemen voor "bewahren":


Wiktionary: bewahren

bewahren
verb
  1. sich etwas bewahren: sich etwas erhalten
bewahren
verb
  1. door onder iets te schuilen zich tegen zonnestralen vrij te waren
Cross Translation:
FromToVia
• bewahren → houden ↔ keep — to maintain the condition of; to preserve
• bewahren → beschermen ↔ preserve — to protect
• bewahren → bewaren; in stand houden ↔ preserve — to keep; to maintain the condition of.
• bewahren → behouden; bergen; bewaren; conserveren; onderhouden; overhouden ↔ conserver — maintenir en bon état, apporter le soin nécessaire pour empêcher qu’une chose ne se gâter, ne dépérir.
• bewahren → behoeden; bewaren ↔ préserver — préserver







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0428 seconde
Page rendered in 1.0 seconds