Home ->Woordenboeken ->Duits/Nederlands ->Vertaal beklemmt

Vertaal beklemmt van Duits naar Nederlands

Overzicht

Duits naar Nederlands: Meer gegevens...

beklemmt:
- benauwd; bedompt; drukkend; muf; beklemmend; benauwend; beklemd; geklemd
beklemmen:
- benauwen; beklemmen
Wiktionary:
- beklemmt → benauwd
- beklemmen → benauwen, beklemmen
- beklemmen → dringen, haasten, jachten, tot haast aanzetten, urgent zijn, drukken, knellen, persen, pressen, aandrukken, aandringen, accelereren, bespoedigen, verhaasten, versnellen

Duits

Uitgebreide vertaling voor beklemmt (Duits) in het Nederlands

beklemmt:

beklemmt bijvoeglijk naamwoord

beklemmt (dumpf; bedrängt)
benauwd; bedompt; drukkend; muf
- benauwd bijvoeglijk naamwoord
- bedompt bijvoeglijk naamwoord
- drukkend bijvoeglijk naamwoord
- muf bijvoeglijk naamwoord
beklemmt (bedrängt; bange)
beklemmend; benauwend
- beklemmend bijvoeglijk naamwoord
- benauwend bijvoeglijk naamwoord
beklemmt (eingeklemmt; bange; bedrängt)
beklemd; geklemd
- beklemd bijvoeglijk naamwoord
- geklemd bijvoeglijk naamwoord

Vertaal Matrix voor beklemmt:

Bijvoeglijk Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
bedompt	bedrängt; beklemmt; dumpf
beklemd	bange; bedrängt; beklemmt; eingeklemmt	bedrängt; eingeklemmt
beklemmend	bange; bedrängt; beklemmt	drückend; schwer
benauwd	bedrängt; beklemmt; dumpf	bedrängt; drückend; schwühl
benauwend	bange; bedrängt; beklemmt
drukkend	bedrängt; beklemmt; dumpf
muf	bedrängt; beklemmt; dumpf	schal; staubig; unrein; unsauber
Bijwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
geklemd	bange; bedrängt; beklemmt; eingeklemmt

Wiktionary: beklemmt

beklemmt

adjective

moeilijk ademend
- benauwd → beklemmt; schwül

beklemmt vorm van beklemmen:

beklemmen werkwoord (beklemme, beklemmst, beklemmt, beklemmte, beklemmtet, beklemmt)

beklemmen (bedrängen)
benauwen; beklemmen
- benauwen werkwoord (benauw, benauwt, benauwde, benauwden, benauwd)
- beklemmen werkwoord (beklem, beklemt, beklemde, beklemden, beklemd)

Conjugations for beklemmen:

Präsens

beklemme
beklemmst
beklemmt
beklemmen
beklemmt
beklemmen

Imperfekt

beklemmte
beklemmtest
beklemmte
beklemmten
beklemmtet
beklemmten

Perfekt

habe beklemmt
hast beklemmt
hat beklemmt
haben beklemmt
habt beklemmt
haben beklemmt

1. Konjunktiv [1]

beklemme
beklemmest
beklemme
beklemmen
beklemmet
beklemmen

2. Konjunktiv

beklemmte
beklemmtest
beklemmte
beklemmten
beklemmtet
beklemmten

Futur 1

werde beklemmen
wirst beklemmen
wird beklemmen
werden beklemmen
werdet beklemmen
werden beklemmen

1. Konjunktiv [2]

würde beklemmen
würdest beklemmen
würde beklemmen
würden beklemmen
würdet beklemmen
würden beklemmen

Diverses

beklemm!
beklemmt!
beklemmen Sie!
beklemmt
beklemmend

1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor beklemmen:

Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
beklemmen	bedrängen; beklemmen
benauwen	bedrängen; beklemmen	beängstigen; sorgen

Wiktionary: beklemmen

beklemmen

verb

(transitiv), von etwas: jemanden körperlich oder seelisch beengen, bedrücken
- beklemmen → benauwen; beklemmen

Cross Translation:

From	To	Via
• beklemmen	→ dringen; haasten; jachten; tot haast aanzetten; urgent zijn; drukken; knellen; persen; pressen; aandrukken; aandringen; accelereren; bespoedigen; verhaasten; versnellen	↔ presser — exercer une pression, serrer plus ou moins fort.

Computer vertaling door derden: