Home ->Woordenboeken ->Duits/Nederlands ->Vertaal beipflichten

Vertaal beipflichten van Duits naar Nederlands

Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. beipflichten:

Duits

Uitgebreide vertaling voor beipflichten (Duits) in het Nederlands

beipflichten:

beipflichten werkwoord (pflichte bei, pflichtest bei, pflichtet bei, pflichtete bei, pflichtetet bei, beigepflichtet)

  1. beipflichten (bejahen)
    bevestigen; onderschrijven; beamen; staven
    • bevestigen werkwoord (bevestig, bevestigt, bevestigde, bevestigden, bevestigd)
    • onderschrijven werkwoord (onderschrijf, onderschrijft, onderschreef, onderschreven, onderschreven)
    • beamen werkwoord (beaam, beaamt, beaamde, beaamden, beaamd)
    • staven werkwoord (staaf, staaft, staafte, staaften, gestaafd)
  2. beipflichten (recht geben; beifallen)
    steunen; bijvallen; gelijk geven
    • steunen werkwoord (steun, steunt, steunde, steunden, gesteund)
    • bijvallen werkwoord (val bij, valt bij, viel bij, vielen bij, bijgevallen)
    • gelijk geven werkwoord (geef gelijk, geeft gelijk, gaf gelijk, gaven gelijk, gelijk gegeven)
  3. beipflichten (gewähren; lassen; hinterlassen; )
    laten; toelaten; permitteren
    • laten werkwoord (laat, liet, lieten, gelaten)
    • toelaten werkwoord (laat toe, liet toe, lieten toe, toegelaten)
    • permitteren werkwoord (permitteer, permitteert, permitteerde, permitteerden, gepermitteerd)
  4. beipflichten (einwilligen; zustimmen; beistimmen)
    instemmen; akkoord gaan
    • instemmen werkwoord (stem in, stemt in, stemde in, stemden in, ingestemd)
    • akkoord gaan werkwoord (ga akkoord, gaat akkoord, ging akkoord, gingen akkoord, akkoord gegaan)

Conjugations for beipflichten:

Präsens
  1. pflichte bei
  2. pflichtest bei
  3. pflichtet bei
  4. pflichten bei
  5. pflichtet bei
  6. pflichten bei
Imperfekt
  1. pflichtete bei
  2. pflichtetest bei
  3. pflichtete bei
  4. pflichteten bei
  5. pflichtetet bei
  6. pflichteten bei
Perfekt
  1. habe beigepflichtet
  2. hast beigepflichtet
  3. hat beigepflichtet
  4. haben beigepflichtet
  5. habt beigepflichtet
  6. haben beigepflichtet
1. Konjunktiv [1]
  1. pflichte bei
  2. pflichtest bei
  3. pflichte bei
  4. pflichten bei
  5. pflichtet bei
  6. pflichten bei
2. Konjunktiv
  1. pflichtete bei
  2. pflichtetest bei
  3. pflichtete bei
  4. pflichteten bei
  5. pflichtetet bei
  6. pflichteten bei
Futur 1
  1. werde beipflichten
  2. wirst beipflichten
  3. wird beipflichten
  4. werden beipflichten
  5. werdet beipflichten
  6. werden beipflichten
1. Konjunktiv [2]
  1. würde beipflichten
  2. würdest beipflichten
  3. würde beipflichten
  4. würden beipflichten
  5. würdet beipflichten
  6. würden beipflichten
Diverses
  1. pflicht bei!
  2. pflichtet bei!
  3. pflichten Sie bei!
  5. beigepflichtet
  6. beipflichtend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor beipflichten:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
instemmen Einstimmung; Zustimmung
staven Barren; Stäbe
steunen Abstützen; Seufzen; Stützen; Ächzen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
akkoord gaan beipflichten; beistimmen; einwilligen; zustimmen
beamen beipflichten; bejahen
bevestigen beipflichten; bejahen anbinden; anheften; anketten; anknöpfen; anlegen; befestigen; beglaubigen; bekräftigen; besiegeln; bestätigen; dokumentieren; festbinden; festhaken; festhalten; festheften; festknöpfen; festknüpfen; festmachen; heften; klammern; knoten; verankern; verbinden; verknoten
bijvallen beifallen; beipflichten; recht geben einstimmen
gelijk geven beifallen; beipflichten; recht geben
instemmen beipflichten; beistimmen; einwilligen; zustimmen einstimmen; einverstanden sein mit; einwilligen mit; zustimmen
laten beipflichten; bewilligen; dulden; eingehen; einlassen; einwilligen; entbinden; entschuldigen; erlauben; ewähren; freilassen; genehmigen; gestatten; gewähren; gutheißen; gönnen; hereinlassen; hineinlassen; hinterlassen; lassen; leiden; vergönnen; vorlassen; zulassen; zustimmen austeilen; bekräftigen; bewilligen; eingestehen; einräumen; einwilligen; entgegenkommen; erlauben; genehmigen; gestatten; gestehen; gewähren; gutheißen; lassen; nachgeben; zulassen
onderschrijven beipflichten; bejahen
permitteren beipflichten; bewilligen; dulden; eingehen; einlassen; einwilligen; entbinden; entschuldigen; erlauben; ewähren; freilassen; genehmigen; gestatten; gewähren; gutheißen; gönnen; hereinlassen; hineinlassen; hinterlassen; lassen; leiden; vergönnen; vorlassen; zulassen; zustimmen austeilen; autorisieren; bekräftigen; bewilligen; eingestehen; einräumen; einwilligen; entgegenkommen; erlauben; genehmigen; gestatten; gestehen; gewähren; gutheißen; lassen; nachgeben; zulassen
staven beipflichten; bejahen aufzeigen; belegen; beweisen; erweisen; nachweisen; vorweisen; vorzeigen
steunen beifallen; beipflichten; recht geben abstützen; beistehen; einstimmen; entlasten; stöhnen; stützen; unterstützen; wehklagen; wimmern; winseln
toelaten beipflichten; bewilligen; dulden; eingehen; einlassen; einwilligen; entbinden; entschuldigen; erlauben; ewähren; freilassen; genehmigen; gestatten; gewähren; gutheißen; gönnen; hereinlassen; hineinlassen; hinterlassen; lassen; leiden; vergönnen; vorlassen; zulassen; zustimmen austeilen; bekräftigen; bewilligen; eingestehen; einräumen; einwilligen; entgegenkommen; erlauben; genehmigen; gestatten; gestehen; gewähren; gutheißen; hineinlassen; jemanden zulassen; lassen; nachgeben; zuerkennen; zugestehen; zulassen

Synoniemen voor "beipflichten":


Computer vertaling door derden:






Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0607 seconde
Page rendered in 1.0 seconds