Behende in het Nederlands vertaald uit het Duits

Remove Ads

Overzicht

Duits naar Nederlands: Meer gegevens...

behende:
- adrem; bijdehand; snedig; gevat; raak; clever; slim; schrander; snugger; kien; uitgeslapen; pienter; scherpzinnig; ingenieus; knap; vindingrijk; briljant; kundig; vaardig; kunstig; rap; vingervlug
Wiktionary:
- behende → lenig, rap, bedreven, behendig, bekwaam, handig, vaardig

Duits

Uitgebreide vertaling voor behende (Duits) in het Nederlands

behende:

behende bijvoeglijk naamwoord

behende (aufgeweckt; schlagfertig; pfiffig; spitzfindig; gewichst; scharfsinnig; schlau; geschickt; flott; ausgekocht; gescheit; gerissen; dreist; klug; glatt; gewandt; clever; verschmitzt; durchtrieben; ausgeschlafen; helle; geübt; flink; schneidig)
adrem; bijdehand; snedig; gevat; raak
- adrem bijvoeglijk naamwoord
- bijdehand bijvoeglijk naamwoord
- snedig bijvoeglijk naamwoord
- gevat bijvoeglijk naamwoord
- raak bijvoeglijk naamwoord
behende (intelligent; klug; nett; gewichst; witzig; clever; pfiffig; schlau; geschickt; gewiegt; gescheit; schlagfertig; geübt; flott; aufgeweckt; spitzfindig; gerissen; hinterlistig; scharfsinnig; ausgeschlafen; gewandt; flink; listig; ausgekocht)
clever; slim; schrander; snugger; kien; uitgeslapen; pienter
- clever bijvoeglijk naamwoord
- slim bijvoeglijk naamwoord
- schrander bijvoeglijk naamwoord
- snugger bijvoeglijk naamwoord
- kien bijvoeglijk naamwoord
- uitgeslapen bijvoeglijk naamwoord
- pienter bijvoeglijk naamwoord
behende (scharfsinnig; schlau; ausgeschlafen; spitzfindig; geschickt; gescheit; pfiffig; aufgeweckt; geistreich)
slim; scherpzinnig; gevat; schrander; uitgeslapen; snedig
- slim bijvoeglijk naamwoord
- scherpzinnig bijvoeglijk naamwoord
- gevat bijvoeglijk naamwoord
- schrander bijvoeglijk naamwoord
- uitgeslapen bijvoeglijk naamwoord
- snedig bijvoeglijk naamwoord
behende (geistreich; kundig; fähig; fachmännisch; geschickt; klug; sachverständig; schlau; scharfsinnig; gescheit; geübt; tüchtig; gewandt; geschult; handlich; aufgeweckt; gekonnt; ausgelernt; scharfsichtig)
ingenieus; knap; vindingrijk; briljant; kundig; vaardig; kunstig
- ingenieus bijvoeglijk naamwoord
- knap bijvoeglijk naamwoord
- vindingrijk bijvoeglijk naamwoord
- briljant bijvoeglijk naamwoord
- kundig bijvoeglijk naamwoord
- vaardig bijvoeglijk naamwoord
- kunstig bijvoeglijk naamwoord
behende (flink; rasch; geschwind)
rap; vingervlug
- rap bijvoeglijk naamwoord
- vingervlug bijvoeglijk naamwoord

Vertaal Matrix voor behende:

Bijvoeglijk Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
bijdehand	aufgeweckt; ausgekocht; ausgeschlafen; behende; clever; dreist; durchtrieben; flink; flott; gerissen; gescheit; geschickt; gewandt; gewichst; geübt; glatt; helle; klug; pfiffig; scharfsinnig; schlagfertig; schlau; schneidig; spitzfindig; verschmitzt	clever; gescheit; gewitzt; pfiffig; schlau
briljant	aufgeweckt; ausgelernt; behende; fachmännisch; fähig; geistreich; gekonnt; gescheit; geschickt; geschult; gewandt; geübt; handlich; klug; kundig; sachverständig; scharfsichtig; scharfsinnig; schlau; tüchtig	ausgezeichnet; glänzend; luminös; vortrefflich; vorzüglich
gevat	aufgeweckt; ausgekocht; ausgeschlafen; behende; clever; dreist; durchtrieben; flink; flott; geistreich; gerissen; gescheit; geschickt; gewandt; gewichst; geübt; glatt; helle; klug; pfiffig; scharfsinnig; schlagfertig; schlau; schneidig; spitzfindig; verschmitzt	gerieben; schlau
ingenieus	aufgeweckt; ausgelernt; behende; fachmännisch; fähig; geistreich; gekonnt; gescheit; geschickt; geschult; gewandt; geübt; handlich; klug; kundig; sachverständig; scharfsichtig; scharfsinnig; schlau; tüchtig
kien	aufgeweckt; ausgekocht; ausgeschlafen; behende; clever; flink; flott; gerissen; gescheit; geschickt; gewandt; gewichst; gewiegt; geübt; hinterlistig; intelligent; klug; listig; nett; pfiffig; scharfsinnig; schlagfertig; schlau; spitzfindig; witzig	clever; gerissen; gescheit; gewieft; gewitzt; pfiffig; schlau
knap	aufgeweckt; ausgelernt; behende; fachmännisch; fähig; geistreich; gekonnt; gescheit; geschickt; geschult; gewandt; geübt; handlich; klug; kundig; sachverständig; scharfsichtig; scharfsinnig; schlau; tüchtig	allerliebst; angenehm; anmutig; anziehend; attraktiv; aufgeweckt; charmant; entzückend; fesch; fiffig; flott; gefällig; gescheit; geschickt; goldig; graziös; gutaussehend; hübsch; klug; lieblich; nett; pfiffig; reizend; schick; schlau; schmuck; schön; süß; tüchtig; zierlich
kundig	aufgeweckt; ausgelernt; behende; fachmännisch; fähig; geistreich; gekonnt; gescheit; geschickt; geschult; gewandt; geübt; handlich; klug; kundig; sachverständig; scharfsichtig; scharfsinnig; schlau; tüchtig	fachgerecht; fachkundig; geschickt; gewandt; geübt; handlich; klug; pfiffig; raffiniert; scharfsinnig; schlau; spitzfindig; tauglich; treffend; tüchtig
kunstig	aufgeweckt; ausgelernt; behende; fachmännisch; fähig; geistreich; gekonnt; gescheit; geschickt; geschult; gewandt; geübt; handlich; klug; kundig; sachverständig; scharfsichtig; scharfsinnig; schlau; tüchtig
pienter	aufgeweckt; ausgekocht; ausgeschlafen; behende; clever; flink; flott; gerissen; gescheit; geschickt; gewandt; gewichst; gewiegt; geübt; hinterlistig; intelligent; klug; listig; nett; pfiffig; scharfsinnig; schlagfertig; schlau; spitzfindig; witzig	brillant; clever; einsichtsvoll; gelehrt; genial; gescheit; geschickt; gewitzt; hochgelehrt; intelligent; klug; pfiffig; sachverständig; scharfsinnig; schlau; vernünftig; weise
raak	aufgeweckt; ausgekocht; ausgeschlafen; behende; clever; dreist; durchtrieben; flink; flott; gerissen; gescheit; geschickt; gewandt; gewichst; geübt; glatt; helle; klug; pfiffig; scharfsinnig; schlagfertig; schlau; schneidig; spitzfindig; verschmitzt	bündig; kernig
rap	behende; flink; geschwind; rasch	flink; geschwind; hastig; rasch; schleunig; schnell
scherpzinnig	aufgeweckt; ausgeschlafen; behende; geistreich; gescheit; geschickt; pfiffig; scharfsinnig; schlau; spitzfindig	clever; gerissen; listig; pfiffig; spitzfindig
schrander	aufgeweckt; ausgekocht; ausgeschlafen; behende; clever; flink; flott; geistreich; gerissen; gescheit; geschickt; gewandt; gewichst; gewiegt; geübt; hinterlistig; intelligent; klug; listig; nett; pfiffig; scharfsinnig; schlagfertig; schlau; spitzfindig; witzig	brillant; gelehrt; genial; gerissen; gescheit; gewieft; hochgelehrt; intelligent; klug; pfiffig; scharfsichtig; scharfsinnig; schlagfertig; schlau; weise
slim	aufgeweckt; ausgekocht; ausgeschlafen; behende; clever; flink; flott; geistreich; gerissen; gescheit; geschickt; gewandt; gewichst; gewiegt; geübt; hinterlistig; intelligent; klug; listig; nett; pfiffig; scharfsinnig; schlagfertig; schlau; spitzfindig; witzig	clever; gebildet; gelehrt; gerissen; gescheit; geschult; gewieft; gewitzt; klug; pfiffig; scharfsichtig; scharfsinnig; schlagfertig; schlau
snedig	aufgeweckt; ausgekocht; ausgeschlafen; behende; clever; dreist; durchtrieben; flink; flott; geistreich; gerissen; gescheit; geschickt; gewandt; gewichst; geübt; glatt; helle; klug; pfiffig; scharfsinnig; schlagfertig; schlau; schneidig; spitzfindig; verschmitzt	gerieben; schlau
snugger	aufgeweckt; ausgekocht; ausgeschlafen; behende; clever; flink; flott; gerissen; gescheit; geschickt; gewandt; gewichst; gewiegt; geübt; hinterlistig; intelligent; klug; listig; nett; pfiffig; scharfsinnig; schlagfertig; schlau; spitzfindig; witzig	clever; gescheit; klug; vernünftig
uitgeslapen	aufgeweckt; ausgekocht; ausgeschlafen; behende; clever; flink; flott; geistreich; gerissen; gescheit; geschickt; gewandt; gewichst; gewiegt; geübt; hinterlistig; intelligent; klug; listig; nett; pfiffig; scharfsinnig; schlagfertig; schlau; spitzfindig; witzig	abgehärtet; aufgeweckt; gehärtet; gerieben; gerissen; gewieft; lebendig; lebhaft; munter; pfiffig; quick; routiniert; schlau; wach; wacker
vaardig	aufgeweckt; ausgelernt; behende; fachmännisch; fähig; geistreich; gekonnt; gescheit; geschickt; geschult; gewandt; geübt; handlich; klug; kundig; sachverständig; scharfsichtig; scharfsinnig; schlau; tüchtig	geschickt; gewandt; geübt; handlich; klug; pfiffig; raffiniert; scharfsinnig; schlau; spitzfindig; tauglich; treffend; tüchtig
vindingrijk	aufgeweckt; ausgelernt; behende; fachmännisch; fähig; geistreich; gekonnt; gescheit; geschickt; geschult; gewandt; geübt; handlich; klug; kundig; sachverständig; scharfsichtig; scharfsinnig; schlau; tüchtig	erfinderisch; scharfsinnig; sinnreich
vingervlug	behende; flink; geschwind; rasch
Bijwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
adrem	aufgeweckt; ausgekocht; ausgeschlafen; behende; clever; dreist; durchtrieben; flink; flott; gerissen; gescheit; geschickt; gewandt; gewichst; geübt; glatt; helle; klug; pfiffig; scharfsinnig; schlagfertig; schlau; schneidig; spitzfindig; verschmitzt
clever	aufgeweckt; ausgekocht; ausgeschlafen; behende; clever; flink; flott; gerissen; gescheit; geschickt; gewandt; gewichst; gewiegt; geübt; hinterlistig; intelligent; klug; listig; nett; pfiffig; scharfsinnig; schlagfertig; schlau; spitzfindig; witzig	gerissen; gewieft; pfiffig; schlau

Wiktionary: behende

Cross Translation:

From	To	Via
• behende	→ lenig; rap	↔ agile — Qui a des facilités pour agir ou se mouvoir. Qui est dispos, léger, souple.
• behende	→ bedreven; behendig; bekwaam; handig; vaardig	↔ habile — adroit ; qui fait ce qu’il entreprendre avec souplesse.

Computer vertaling door derden:

Remove Ads

Vertaal behende van Duits naar Nederlands

Uitgebreide vertaling voor behende (Duits) in het Nederlands

behende:

behende bijvoeglijk naamwoord

behende (aufgeweckt; schlagfertig; pfiffig; spitzfindig; gewichst; scharfsinnig; schlau; geschickt; flott; ausgekocht; gescheit; gerissen; dreist; klug; glatt; gewandt; clever; verschmitzt; durchtrieben; ausgeschlafen; helle; geübt; flink; schneidig)

behende (intelligent; klug; nett; gewichst; witzig; clever; pfiffig; schlau; geschickt; gewiegt; gescheit; schlagfertig; geübt; flott; aufgeweckt; spitzfindig; gerissen; hinterlistig; scharfsinnig; ausgeschlafen; gewandt; flink; listig; ausgekocht)

behende (scharfsinnig; schlau; ausgeschlafen; spitzfindig; geschickt; gescheit; pfiffig; aufgeweckt; geistreich)

behende (geistreich; kundig; fähig; fachmännisch; geschickt; klug; sachverständig; schlau; scharfsinnig; gescheit; geübt; tüchtig; gewandt; geschult; handlich; aufgeweckt; gekonnt; ausgelernt; scharfsichtig)

behende (flink; rasch; geschwind)

Vertaal Matrix voor behende:

Wiktionary: behende