Duits
Uitgebreide vertaling voor begrenzt (Duits) in het Nederlands
begrenzt:
-
begrenzt (beschränkt)
-
begrenzt (beschränkt; limitiert; bedingt)
beperkt; gelimiteerd; geborneerd-
beperkt bijvoeglijk naamwoord
-
gelimiteerd bijvoeglijk naamwoord
-
geborneerd bijvoeglijk naamwoord
-
-
begrenzt (zn einer Seite beschriftbar; bedingt; beschränkt)
eenzijdig; aan een kant beschrijfbaar-
eenzijdig bijvoeglijk naamwoord
-
aan een kant beschrijfbaar bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor begrenzt:
Bijvoeglijk Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
begrensd | begrenzt; beschränkt | |
beperkt | bedingt; begrenzt; beschränkt; limitiert | |
eenzijdig | bedingt; begrenzt; beschränkt; zn einer Seite beschriftbar | |
geborneerd | bedingt; begrenzt; beschränkt; limitiert | |
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
aan een kant beschrijfbaar | bedingt; begrenzt; beschränkt; zn einer Seite beschriftbar | |
gelimiteerd | bedingt; begrenzt; beschränkt; limitiert |
Synoniemen voor "begrenzt":
begrenzt vorm van begrenzen:
-
begrenzen (abgrenzen; einzäunen; prellen; umzäunen; neppen; abzäunen; festlegen; einhegen; abstecken; trassieren; übervorteilen)
-
begrenzen (beschränken; limitieren; einschränken; abgrenzen; eindämmen; beschneiden; absperren; umzäunen; einsäumen; abzäunen)
-
begrenzen (beschränken; einschränken; eindämmen)
-
begrenzen (abdecken; abschirmen; umzäunen; abgrenzen; absperren; abzäunen)
-
begrenzen (beschränken; einschränken; eindämmen; limitieren)
Conjugations for begrenzen:
Präsens
- begrenze
- begrenzest
- begrenzt
- begrenzen
- begrenzt
- begrenzen
Imperfekt
- begrenzte
- begrenztest
- begrenzte
- begrenzten
- begrenztet
- begrenzten
Perfekt
- habe begrenzt
- hast begrenzt
- hat begrenzt
- haben begrenzt
- habt begrenzt
- haben begrenzt
1. Konjunktiv [1]
- begrenze
- begrenzest
- begrenze
- begrenzen
- begrenzet
- begrenzen
2. Konjunktiv
- begrenzte
- begrenztest
- begrenzte
- begrenzten
- begrenztet
- begrenzten
Futur 1
- werde begrenzen
- wirst begrenzen
- wird begrenzen
- werden begrenzen
- werdet begrenzen
- werden begrenzen
1. Konjunktiv [2]
- würde begrenzen
- würdest begrenzen
- würde begrenzen
- würden begrenzen
- würdet begrenzen
- würden begrenzen
Diverses
- begrenz!
- begrenzt!
- begrenzen Sie!
- begrenzt
- begrenzend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie
Vertaal Matrix voor begrenzen:
Synoniemen voor "begrenzen":
Wiktionary: begrenzen
begrenzen
Cross Translation:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• begrenzen | → begrenzen | ↔ border — (transitive) to put a border on something |
• begrenzen | → begrenzen; omringen | ↔ bound — to surround a territory |
• begrenzen | → beperken | ↔ limit — restrict |
• begrenzen | → begrenzen; beknotten; beperken; beperkingen opleggen aan | ↔ limiter — Servir de ligne de démarcation à un terrain, à un pays. |