Overzicht
Duits naar Nederlands: Meer gegevens...
- bedrückt:
- bedrücken:
-
Wiktionary:
- bedrücken → beklemmen
- bedrücken → onder, druk, zetten, benauwen, dringen, haasten, jachten, tot haast aanzetten, urgent zijn, drukken, knellen, persen, pressen, aandrukken, aandringen, accelereren, bespoedigen, verhaasten, versnellen
Duits
Uitgebreide vertaling voor bedrückt (Duits) in het Nederlands
bedrückt:
-
bedrückt (entmutigt; niedergeschlagen)
teneergeslagen; verdrietig; mismoedig; neerslachtig; mistroostig-
teneergeslagen bijvoeglijk naamwoord
-
verdrietig bijvoeglijk naamwoord
-
mismoedig bijvoeglijk naamwoord
-
neerslachtig bijvoeglijk naamwoord
-
mistroostig bijvoeglijk naamwoord
-
-
bedrückt (niedergeschlagen; gedrückt; betrübt)
terneergeslagen; moedeloos; gedrukt; bedrukt; mismoedig-
terneergeslagen bijvoeglijk naamwoord
-
moedeloos bijvoeglijk naamwoord
-
gedrukt bijvoeglijk naamwoord
-
bedrukt bijvoeglijk naamwoord
-
mismoedig bijvoeglijk naamwoord
-
-
bedrückt (niedergeschlagen; trübsinnig)
-
bedrückt (verdrießlich; trüb; niedergeschlagen; düster; schwermütig; freudlos; griesgrämig; trübsinnig; mürrisch; launenhaft; finster; grimmig; trübselig; launisch; gedrückt; schlechtgelaunt; übellaunig)
triest; zwaarmoedig; somber; troosteloos; naargeestig-
triest bijvoeglijk naamwoord
-
zwaarmoedig bijvoeglijk naamwoord
-
somber bijvoeglijk naamwoord
-
troosteloos bijvoeglijk naamwoord
-
naargeestig bijvoeglijk naamwoord
-
-
bedrückt (pessimistisch; mißmutig; trübsinnig; traurig; betrübt; niedergeschlagen; trübselig)
pessimistisch; terneergeslagen-
pessimistisch bijvoeglijk naamwoord
-
terneergeslagen bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor bedrückt:
Synoniemen voor "bedrückt":
bedrücken:
-
bedrücken
Conjugations for bedrücken:
Präsens
- bedrücke
- bedrückst
- bedrückt
- bedrücken
- bedrückt
- bedrücken
Imperfekt
- bedrückte
- bedrücktest
- bedrückte
- bedrückten
- bedrücktet
- bedrückten
Perfekt
- habe bedrückt
- hast bedrückt
- hat bedrückt
- haben bedrückt
- habt bedrückt
- haben bedrückt
1. Konjunktiv [1]
- bedrücke
- bedrückest
- bedrücke
- bedrücken
- bedrücket
- bedrücken
2. Konjunktiv
- bedrückte
- bedrücktest
- bedrückte
- bedrückten
- bedrücktet
- bedrückten
Futur 1
- werde bedrücken
- wirst bedrücken
- wird bedrücken
- werden bedrücken
- werdet bedrücken
- werden bedrücken
1. Konjunktiv [2]
- würde bedrücken
- würdest bedrücken
- würde bedrücken
- würden bedrücken
- würdet bedrücken
- würden bedrücken
Diverses
- bedrück!
- bedrückt!
- bedrücken Sie!
- bedrückt
- bedrückend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie
Vertaal Matrix voor bedrücken:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
overdrukken | Neuauflage; Sonderdrücke; Überdrücke | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
bedrukken | bedrücken | |
opdrukken | bedrücken | |
overdrukken | bedrücken | Überdrucken; überdrucken |
Synoniemen voor "bedrücken":
Wiktionary: bedrücken
bedrücken
Cross Translation:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• bedrücken | → onder; druk; zetten; benauwen | ↔ distress — cause strain or anxiety |
• bedrücken | → dringen; haasten; jachten; tot haast aanzetten; urgent zijn; drukken; knellen; persen; pressen; aandrukken; aandringen; accelereren; bespoedigen; verhaasten; versnellen | ↔ presser — exercer une pression, serrer plus ou moins fort. |
Computer vertaling door derden: