Overzicht
Duits naar Nederlands: Meer gegevens...
- bedingt:
- bedingen:
-
Wiktionary:
- bedingen → veroorzaken, teweegbrengen
Duits
Uitgebreide vertaling voor bedingt (Duits) in het Nederlands
bedingt:
-
bedingt (begrenzt; beschränkt; limitiert)
beperkt; gelimiteerd; geborneerd-
beperkt bijvoeglijk naamwoord
-
gelimiteerd bijvoeglijk naamwoord
-
geborneerd bijvoeglijk naamwoord
-
-
bedingt (zn einer Seite beschriftbar; beschränkt; begrenzt)
eenzijdig; aan een kant beschrijfbaar-
eenzijdig bijvoeglijk naamwoord
-
aan een kant beschrijfbaar bijvoeglijk naamwoord
-
-
bedingt (konditional)
voorwaardelijk; conditioneel-
voorwaardelijk bijvoeglijk naamwoord
-
conditioneel bijvoeglijk naamwoord
-
-
bedingt
voorwaardelijk-
voorwaardelijk bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor bedingt:
Bijvoeglijk Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
beperkt | bedingt; begrenzt; beschränkt; limitiert | begrenzt; beschränkt |
conditioneel | bedingt; konditional | physisch |
eenzijdig | bedingt; begrenzt; beschränkt; zn einer Seite beschriftbar | |
geborneerd | bedingt; begrenzt; beschränkt; limitiert | |
voorwaardelijk | bedingt; konditional | |
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
aan een kant beschrijfbaar | bedingt; begrenzt; beschränkt; zn einer Seite beschriftbar | |
gelimiteerd | bedingt; begrenzt; beschränkt; limitiert |
Synoniemen voor "bedingt":
bedingen:
-
bedingen (stipulieren)
-
bedingen (determinieren; bestätigen; feststellen; bestimmen; ausmachen; festlegen; festsetzen; festmachen)
Conjugations for bedingen:
Präsens
- bedinge
- bedingst
- bedingt
- bedingen
- bedingt
- bedingen
Imperfekt
- bedingte
- bedingtest
- bedingte
- bedingten
- bedingtet
- bedingten
Perfekt
- habe bedingt
- hast bedingt
- hat bedingt
- haben bedingt
- habt bedingt
- haben bedingt
1. Konjunktiv [1]
- bedinge
- bedingest
- bedinge
- bedingen
- bedinget
- bedingen
2. Konjunktiv
- bedingte
- bedingtest
- bedingte
- bedingten
- bedingtet
- bedingten
Futur 1
- werde bedingen
- wirst bedingen
- wird bedingen
- werden bedingen
- werdet bedingen
- werden bedingen
1. Konjunktiv [2]
- würde bedingen
- würdest bedingen
- würde bedingen
- würden bedingen
- würdet bedingen
- würden bedingen
Diverses
- beding!
- bedingt!
- bedingen Sie!
- bedingt
- bedingend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie
Vertaal Matrix voor bedingen:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
bepalen | Anberaumen; Anordnen; Festsetzen; Vorschreiben | |
vaststellen | Anberaumen; Festsetzen | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
bepalen | ausmachen; bedingen; bestimmen; bestätigen; determinieren; festlegen; festmachen; festsetzen; feststellen | bestimmen; definieren; festlegen; festsetzen; kennzeichnen; schätzen; taxieren; umschreiben |
determineren | ausmachen; bedingen; bestimmen; bestätigen; determinieren; festlegen; festmachen; festsetzen; feststellen | |
stipuleren | bedingen; stipulieren | |
vaststellen | ausmachen; bedingen; bestimmen; bestätigen; determinieren; festlegen; festmachen; festsetzen; feststellen | bestätigen; festlegen; feststellen; identifizieren; konstatieren |
Synoniemen voor "bedingen":
Wiktionary: bedingen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• bedingen | → veroorzaken; teweegbrengen | ↔ bring about — To cause to take place |