Home ->Woordenboeken ->Duits/Nederlands ->Vertaal balgen

Vertaal balgen van Duits naar Nederlands

Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. balgen:
  2. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor balgen (Duits) in het Nederlands

balgen:

balgen werkwoord (balge, balgst, balgt, balgte, balgtet, gebalgt)

  1. balgen (sich balgen; scherzen; herumtollen; toben; schäkern)
    stoeien; ravotten; dollen; zich uitleven; wild spelen; wild rennen
  2. balgen (schlagen; streiten; bekämpfen; )
    vechten; bakkeleien; knokken; duelleren; kampen; matten
    • vechten werkwoord (vecht, vocht, vochten, gevochten)
    • bakkeleien werkwoord (bakkelei, bakkeleit, bakkeleide, bakkeleiden, gebakkeleid)
    • knokken werkwoord (knok, knokt, knokte, knokten, geknokt)
    • duelleren werkwoord (duelleer, duelleert, duelleerde, duelleerden, geduelleerd)
    • kampen werkwoord (kamp, kampt, kampte, kampten, gekampt)
    • matten werkwoord (mat, matte, matten, gemat)

Conjugations for balgen:

Präsens
  1. balge
  2. balgst
  3. balgt
  4. balgen
  5. balgt
  6. balgen
Imperfekt
  1. balgte
  2. balgtest
  3. balgte
  4. balgten
  5. balgtet
  6. balgten
Perfekt
  1. habe gebalgt
  2. hast gebalgt
  3. hat gebalgt
  4. haben gebalgt
  5. habt gebalgt
  6. haben gebalgt
1. Konjunktiv [1]
  1. balge
  2. balgest
  3. balge
  4. balgen
  5. balget
  6. balgen
2. Konjunktiv
  1. balgte
  2. balgtest
  3. balgte
  4. balgten
  5. balgtet
  6. balgten
Futur 1
  1. werde balgen
  2. wirst balgen
  3. wird balgen
  4. werden balgen
  5. werdet balgen
  6. werden balgen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde balgen
  2. würdest balgen
  3. würde balgen
  4. würden balgen
  5. würdet balgen
  6. würden balgen
Diverses
  1. balg!
  2. balgt!
  3. balgen Sie!
  5. gebalgt
  6. balgend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor balgen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
vechten Kämpfen; Streiten
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bakkeleien balgen; bekämpfen; bestreiten; schlagen; sich duellieren; sich keilen; sich raufen; streiten sich sanken; sich streiten
dollen balgen; herumtollen; scherzen; schäkern; sich balgen; toben herumtollen; scherzen; spaßen
duelleren balgen; bekämpfen; bestreiten; schlagen; sich duellieren; sich keilen; sich raufen; streiten
kampen balgen; bekämpfen; bestreiten; schlagen; sich duellieren; sich keilen; sich raufen; streiten fechten; kämpfen; streiten
knokken balgen; bekämpfen; bestreiten; schlagen; sich duellieren; sich keilen; sich raufen; streiten kämpfen; sich prügeln; streiten
matten balgen; bekämpfen; bestreiten; schlagen; sich duellieren; sich keilen; sich raufen; streiten kämpfen; sich prügeln; streiten
ravotten balgen; herumtollen; scherzen; schäkern; sich balgen; toben
stoeien balgen; herumtollen; scherzen; schäkern; sich balgen; toben
vechten balgen; bekämpfen; bestreiten; schlagen; sich duellieren; sich keilen; sich raufen; streiten fechten; kämpfen; sich prügeln; streiten
wild rennen balgen; herumtollen; scherzen; schäkern; sich balgen; toben
wild spelen balgen; herumtollen; scherzen; schäkern; sich balgen; toben
zich uitleven balgen; herumtollen; scherzen; schäkern; sich balgen; toben

Synoniemen voor "balgen":


Wiktionary: balgen

Cross Translation:
FromToVia
• balgen → roepen; schelden ↔ scuffle — to fight or struggle confusedly at close quarters

Verwante vertalingen van balgen







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.1091 seconde
Page rendered in 1.0 seconds