Home ->Woordenboeken ->Duits/Nederlands ->Vertaal ausverkauft

Vertaal ausverkauft van Duits naar Nederlands

Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. ausverkauft:
  2. ausverkaufen:
  3. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor ausverkauft (Duits) in het Nederlands

ausverkauft:

ausverkauft bijvoeglijk naamwoord

  1. ausverkauft (ausgebucht; vergriffen)
    volgeboekt; uitverkocht

Vertaal Matrix voor ausverkauft:

Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
uitverkocht ausgebucht; ausverkauft; vergriffen
volgeboekt ausgebucht; ausverkauft; vergriffen

Synoniemen voor "ausverkauft":


ausverkaufen:

ausverkaufen werkwoord (verkaufe aus, verkaufst aus, verkauft aus, verkaufte aus, verkauftet aus, ausverkauft)

  1. ausverkaufen (aufräumen; bergen; wegräumen; )
    opruimen; bergen
    • opruimen werkwoord (ruim op, ruimt op, ruimde op, ruimden op, opgeruimd)
    • bergen werkwoord (berg, bergt, bergde, bergden, gebergd)
  2. ausverkaufen
    uitverkopen
    • uitverkopen werkwoord (verkoop uit, verkoopt uit, verkocht uit, verkochten uit, uitverkocht)
  3. ausverkaufen (aufräumen; ausräumen; abräumen; )
    opruimen; afdekken; afruimen
    • opruimen werkwoord (ruim op, ruimt op, ruimde op, ruimden op, opgeruimd)
    • afdekken werkwoord (dek af, dekt af, dekte af, dekten af, afgedekt)
    • afruimen werkwoord (ruim af, ruimt af, ruimde af, ruimden af, afgeruimd)

Conjugations for ausverkaufen:

Präsens
  1. verkaufe aus
  2. verkaufst aus
  3. verkauft aus
  4. verkaufen aus
  5. verkauft aus
  6. verkaufen aus
Imperfekt
  1. verkaufte aus
  2. verkauftest aus
  3. verkaufte aus
  4. verkauften aus
  5. verkauftet aus
  6. verkauften aus
Perfekt
  1. habe ausverkauft
  2. hast ausverkauft
  3. hat ausverkauft
  4. haben ausverkauft
  5. habt ausverkauft
  6. haben ausverkauft
1. Konjunktiv [1]
  1. verkaufe aus
  2. verkaufest aus
  3. verkaufe aus
  4. verkaufen aus
  5. verkaufet aus
  6. verkaufen aus
2. Konjunktiv
  1. verkaufte aus
  2. verkauftest aus
  3. verkaufte aus
  4. verkauften aus
  5. verkauftet aus
  6. verkauften aus
Futur 1
  1. werde ausverkaufen
  2. wirst ausverkaufen
  3. wird ausverkaufen
  4. werden ausverkaufen
  5. werdet ausverkaufen
  6. werden ausverkaufen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde ausverkaufen
  2. würdest ausverkaufen
  3. würde ausverkaufen
  4. würden ausverkaufen
  5. würdet ausverkaufen
  6. würden ausverkaufen
Diverses
  1. verkauf aus!
  2. verkauft aus!
  3. verkaufen Sie aus!
  5. ausverkauft
  6. ausverkaufend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor ausverkaufen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afdekken Abblenden; Abdecken; Abschirmen; Beschützen
bergen Aufheben; Bewaren
uitverkopen Ausverkäufe; Schlußverkäufe
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afdekken abblenden; abdecken; abmontieren; abnehmen; abräumen; abschirmen; abziehen; anstellen; aufhellen; aufklären; aufräumen; ausräumen; ausverkaufen; beheben; benehmen; beseitigen; blenden; decken; egalisieren; einräumen; enteignen; entheben; entnehmen; erleichtern; erlöschen; fallen; klarwerden; schaukeln; schwinden; sinken; verfallen; wegräumen abblenden; abdecken; abgrenzen; abschirmen; absperren; abzäunen; begrenzen; umzäunen
afruimen abblenden; abdecken; abmontieren; abnehmen; abräumen; abschirmen; abziehen; anstellen; aufhellen; aufklären; aufräumen; ausräumen; ausverkaufen; beheben; benehmen; beseitigen; blenden; decken; egalisieren; einräumen; enteignen; entheben; entnehmen; erleichtern; erlöschen; fallen; klarwerden; schaukeln; schwinden; sinken; verfallen; wegräumen abräumen
bergen abdecken; abräumen; aufbewahren; aufheben; aufräumen; ausräumen; ausverkaufen; bergen; bewahren; lagern; speichern; weglegen; wegräumen bergen
opruimen abblenden; abdecken; abmontieren; abnehmen; abräumen; abschirmen; abziehen; anstellen; aufbewahren; aufheben; aufhellen; aufklären; aufräumen; ausräumen; ausverkaufen; beheben; benehmen; bergen; beseitigen; bewahren; blenden; decken; egalisieren; einräumen; enteignen; entheben; entnehmen; erleichtern; erlöschen; fallen; klarwerden; lagern; schaukeln; schwinden; sinken; speichern; verfallen; weglegen; wegräumen ausmisten; ausräumen
uitverkopen ausverkaufen
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
opruimen Aufräumen

Synoniemen voor "ausverkaufen":


Wiktionary: ausverkaufen

ausverkaufen
verb
  1. iets uitverkopen







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0803 seconde
Page rendered in 1.0 seconds