Home ->Woordenboeken ->Duits/Nederlands ->Vertaal ausstechen

Vertaal ausstechen van Duits naar Nederlands

Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. ausstechen:
  2. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor ausstechen (Duits) in het Nederlands

ausstechen:

ausstechen werkwoord (steche aus, stichst aus, sticht aus, stach aus, stacht aus, ausgestochen)

  1. ausstechen (auffallen; vorspringen; überragen; zur Schau stellen; hinausragen)
    uitsteken; opvallen; uitspringen; eruit springen; afsteken; in het oog lopen
    • uitsteken werkwoord (steek uit, steekt uit, stak uit, staken uit, uitgestoken)
    • opvallen werkwoord (val op, valt op, viel op, vielen op, opgevallen)
    • uitspringen werkwoord (spring uit, springt uit, sprong uit, sprongen uit, uitgesprongen)
    • eruit springen werkwoord (spring eruit, springt eruit, sprong eruit, sprongen eruit, eruit gesprongen)
    • afsteken werkwoord (steek af, steekt af, stak af, staken af, afgestoken)
    • in het oog lopen werkwoord

Conjugations for ausstechen:

Präsens
  1. steche aus
  2. stichst aus
  3. sticht aus
  4. stechen aus
  5. stecht aus
  6. stechen aus
Imperfekt
  1. stach aus
  2. stachst aus
  3. stach aus
  4. stachen aus
  5. stacht aus
  6. stachen aus
Perfekt
  1. habe ausgestochen
  2. hast ausgestochen
  3. hat ausgestochen
  4. haben ausgestochen
  5. habt ausgestochen
  6. haben ausgestochen
1. Konjunktiv [1]
  1. steche aus
  2. stechest aus
  3. steche aus
  4. stechen aus
  5. stechet aus
  6. stechen aus
2. Konjunktiv
  1. stäche aus
  2. stächest aus
  3. stäche aus
  4. stächen aus
  5. stächet aus
  6. stächen aus
Futur 1
  1. werde ausstechen
  2. wirst ausstechen
  3. wird ausstechen
  4. werden ausstechen
  5. werdet ausstechen
  6. werden ausstechen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde ausstechen
  2. würdest ausstechen
  3. würde ausstechen
  4. würden ausstechen
  5. würdet ausstechen
  6. würden ausstechen
Diverses
  1. stech aus!
  2. stecht aus!
  3. stechen Sie aus!
  5. ausgestochen
  6. ausstechend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor ausstechen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
opvallen Auffallen
uitsteken Hinausragen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afsteken auffallen; ausstechen; hinausragen; vorspringen; zur Schau stellen; überragen abfahren; losfahren; wegfahren
eruit springen auffallen; ausstechen; hinausragen; vorspringen; zur Schau stellen; überragen
in het oog lopen auffallen; ausstechen; hinausragen; vorspringen; zur Schau stellen; überragen
opvallen auffallen; ausstechen; hinausragen; vorspringen; zur Schau stellen; überragen
uitspringen auffallen; ausstechen; hinausragen; vorspringen; zur Schau stellen; überragen
uitsteken auffallen; ausstechen; hinausragen; vorspringen; zur Schau stellen; überragen glänzen; glühen; hinausragen; hinausragenüber; leuchten; scheinen; sich hervortun; sich unterscheiden; sichauszeichnen; spiegeln; spielen; strahlen
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
uitsteken auffallend; ausstechend; emporragend; herausstechend; hervorstehend; hinausragend; vorragend; überragend

Synoniemen voor "ausstechen":


Wiktionary: ausstechen

ausstechen
verb
  1. in grootte de rest voorbijstreven

Computer vertaling door derden:






Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.1265 seconde
Page rendered in 1.0 seconds