Overzicht
Duits naar Nederlands: Meer gegevens...
- auslesen:
-
Wiktionary:
- auslesen → aannemen, accepteren, ontvangen, als zoon aannemen, kiezen, uitkiezen, uitlezen, uitpikken, verkiezen, uitzoeken, adopteren, zich eigen maken, aanduiden, aangeven, een teken geven, merken, kenmerken, tekenen, laten zien, tentoonspreiden, tonen, vertonen, wijzen, uitwijzen, aanwijzen, uitduiden
Duits
Uitgebreide vertaling voor auslesen (Duits) in het Nederlands
auslesen:
-
auslesen (selektieren; auswählen; heraussuchen; sieben; herauspicken; sichten; sortieren)
kiezen; selecteren; uitzoeken; uitkiezen; uitpikken; selectie toepassen; schiften; ziften-
selectie toepassen werkwoord (pas selectie toe, past selectie toe, paste selectie toe, pasten selectie toe, selectie toegepast)
-
auslesen (ablesen; auswählen; sortieren; sieben; sichten; verlesen; heraussuchen; herauspicken)
-
auslesen (auswählen; selektieren)
verkiezen; uitverkiezen; selectie toepassen-
selectie toepassen werkwoord (pas selectie toe, past selectie toe, paste selectie toe, pasten selectie toe, selectie toegepast)
-
auslesen (entwirren; aussuchen; heraussuchen; erforschen; ausfransen; trennen; ergründen; herauspicken; erkunden; zupfen; entziffern; klauben; entknoten; sammeln; auswählen; auflösen; forschen; sieben; sortieren; sichten; rupfen; stochern; selektieren; auskundschaften; enträtseln; aussondern; zerfasern; ausfädeln; aufknöpfen; ausfasern; auseinanderfasern; aufknoten; aufdröseln)
Conjugations for auslesen:
Präsens
- lese aus
- liest aus
- liest aus
- lesen aus
- lest aus
- lesen aus
Imperfekt
- las aus
- last aus
- las aus
- lasen aus
- last aus
- lasen aus
Perfekt
- habe ausgelesen
- hast ausgelesen
- hat ausgelesen
- haben ausgelesen
- habt ausgelesen
- haben ausgelesen
1. Konjunktiv [1]
- lese aus
- lesest aus
- lese aus
- lesen aus
- leset aus
- lesen aus
2. Konjunktiv
- läse aus
- läsest aus
- läse aus
- läsen aus
- läset aus
- läsen aus
Futur 1
- werde auslesen
- wirst auslesen
- wird auslesen
- werden auslesen
- werdet auslesen
- werden auslesen
1. Konjunktiv [2]
- würde auslesen
- würdest auslesen
- würde auslesen
- würden auslesen
- würdet auslesen
- würden auslesen
Diverses
- les aus!
- lest aus!
- lesen Sie aus!
- ausgelesen
- auslesend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie
Vertaal Matrix voor auslesen:
Synoniemen voor "auslesen":
Wiktionary: auslesen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• auslesen | → aannemen; accepteren; ontvangen; als zoon aannemen; kiezen; uitkiezen; uitlezen; uitpikken; verkiezen; uitzoeken; adopteren; zich eigen maken | ↔ adopter — choisir quelqu’un pour fils ou pour fille et lui en donner les droits civils en remplir certaines conditions prescrire par la loi. |
• auslesen | → kiezen; uitkiezen; uitlezen; uitpikken; verkiezen; uitzoeken | ↔ choisir — Action de faire un choix ; prendre une personne ou une chose de préférence à une autre ou à plusieurs autres. |
• auslesen | → aanduiden; aangeven; een teken geven; merken; kenmerken; tekenen; laten zien; tentoonspreiden; tonen; vertonen; wijzen; uitwijzen; aanwijzen; uitduiden; kiezen; uitkiezen; uitlezen; uitpikken; verkiezen; uitzoeken | ↔ désigner — Traduction à trier |
Computer vertaling door derden: