Home ->Woordenboeken ->Duits/Nederlands ->Vertaal auslöschen

Vertaal auslöschen van Duits naar Nederlands

Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. auslöschen:
  2. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor auslöschen (Duits) in het Nederlands

auslöschen:

auslöschen werkwoord (lösche aus, löscht aus, löschte aus, löschtet aus, ausgelöscht)

  1. auslöschen (erledigen; ausradieren; ausrotten; vertilgen; entvölkern)
    wissen; uitwissen; wegvegen; uitvegen; vlakken; uitgommen; uitvlakken
    • wissen werkwoord (wis, wist, wiste, wisten, gewist)
    • uitwissen werkwoord (wis uit, wist uit, wiste uit, wisten uit, uitgewist)
    • wegvegen werkwoord (veeg weg, veegt weg, veegde weg, veegden weg, weggeveegd)
    • uitvegen werkwoord (veeg uit, veegt uit, veegde uit, veegden uit, uitgeveegd)
    • vlakken werkwoord (vlak, vlakt, vlakte, vlakten, gevlakt)
    • uitgommen werkwoord (gom, gomt, gomde, gomden, uitgegomd)
    • uitvlakken werkwoord (vlak uit, vlakt uit, vlakte uit, vlakten uit, uitgevlakt)
  2. auslöschen (streichen; stricheln)
    doorstrepen
    • doorstrepen werkwoord (streep door, streept door, streepte door, streepten door, doorgestreept)
  3. auslöschen (erlöschen; löschen; ablöschen)
    doven; blussen; uitblussen; uitdoven
    • doven werkwoord (doof, dooft, doofde, doofden, gedoofd)
    • blussen werkwoord (blus, blust, bluste, blusten, geblust)
    • uitblussen werkwoord
    • uitdoven werkwoord (doof uit, dooft uit, doofde uit, doofden uit, uitgedoofd)
  4. auslöschen (ablöschen; erlöschen; löschen; )
    doven; smoren; uitblussen; uitdoven
    • doven werkwoord (doof, dooft, doofde, doofden, gedoofd)
    • smoren werkwoord (smoor, smoort, smoorde, smoorden, gesmoord)
    • uitblussen werkwoord
    • uitdoven werkwoord (doof uit, dooft uit, doofde uit, doofden uit, uitgedoofd)
  5. auslöschen (ablöschen)
    'n kaars doven
    • 'n kaars doven werkwoord (doof 'n kaars, dooft 'n kaars, doofde 'n kaars, doofden 'n kaars, 'n kaars gedoofd)

Conjugations for auslöschen:

Präsens
  1. lösche aus
  2. löscht aus
  3. löscht aus
  4. löschen aus
  5. löscht aus
  6. löschen aus
Imperfekt
  1. löschte aus
  2. löschtest aus
  3. löschte aus
  4. löschten aus
  5. löschtet aus
  6. löschten aus
Perfekt
  1. habe ausgelöscht
  2. hast ausgelöscht
  3. hat ausgelöscht
  4. haben ausgelöscht
  5. habt ausgelöscht
  6. haben ausgelöscht
1. Konjunktiv [1]
  1. lösche aus
  2. löschest aus
  3. lösche aus
  4. löschen aus
  5. löschet aus
  6. löschen aus
2. Konjunktiv
  1. löschete aus
  2. löschetest aus
  3. löschete aus
  4. löscheten aus
  5. löschetet aus
  6. löscheten aus
Futur 1
  1. werde auslöschen
  2. wirst auslöschen
  3. wird auslöschen
  4. werden auslöschen
  5. werdet auslöschen
  6. werden auslöschen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde auslöschen
  2. würdest auslöschen
  3. würde auslöschen
  4. würden auslöschen
  5. würdet auslöschen
  6. würden auslöschen
Diverses
  1. lösch aus!
  2. löscht aus!
  3. löschen Sie aus!
  5. ausgelöscht
  6. auslöschend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor auslöschen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
blussen Löschen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
'n kaars doven ablöschen; auslöschen
blussen ablöschen; auslöschen; erlöschen; löschen
doorstrepen auslöschen; streichen; stricheln
doven ablöschen; auslöschen; ausmachen; ausschalten; erlöschen; ersticken; löschen; schmoren
smoren ablöschen; auslöschen; ausmachen; ausschalten; erlöschen; ersticken; löschen; schmoren brodeln; brutzeln; dämpfen; jemanden erdrosseln; jemanden ersticken; jemanden erwürgen; leise kochen; pruzeln; schmoren
uitblussen ablöschen; auslöschen; ausmachen; ausschalten; erlöschen; ersticken; löschen; schmoren
uitdoven ablöschen; auslöschen; ausmachen; ausschalten; erlöschen; ersticken; löschen; schmoren
uitgommen auslöschen; ausradieren; ausrotten; entvölkern; erledigen; vertilgen
uitvegen auslöschen; ausradieren; ausrotten; entvölkern; erledigen; vertilgen
uitvlakken auslöschen; ausradieren; ausrotten; entvölkern; erledigen; vertilgen
uitwissen auslöschen; ausradieren; ausrotten; entvölkern; erledigen; vertilgen
vlakken auslöschen; ausradieren; ausrotten; entvölkern; erledigen; vertilgen
wegvegen auslöschen; ausradieren; ausrotten; entvölkern; erledigen; vertilgen abwischen; fortwischen; wegwischen
wissen auslöschen; ausradieren; ausrotten; entvölkern; erledigen; vertilgen

Synoniemen voor "auslöschen":


Wiktionary: auslöschen

Cross Translation:
FromToVia
• auslöschen → uitwissen ↔ erase — to remove markings or information
• auslöschen → vernietigen ↔ extinguish — to destroy or abolish something
• auslöschen → uitmoorden ↔ extinguish — (literally) to hunt down (a species) to extinction
• auslöschen → uitwissen ↔ obliterate — to remove completely, leaving no trace; to wipe out; to destroy

Computer vertaling door derden:






Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0446 seconde
Page rendered in 1.0 seconds