Home ->Woordenboeken ->Duits/Nederlands ->Vertaal ausforschen

Vertaal ausforschen van Duits naar Nederlands

Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. ausforschen:
  2. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor ausforschen (Duits) in het Nederlands

ausforschen:

ausforschen werkwoord (forsche aus, forscht aus, forschte aus, forschtet aus, ausgeforscht)

  1. ausforschen (weiter fragen)
    doorvragen; uitvragen; doorzagen
    • doorvragen werkwoord
    • uitvragen werkwoord (vraag uit, vraagt uit, vraagde uit, vraagden uit, uitgevraagd)
    • doorzagen werkwoord (doorzaag, doorzaagt, doorzaagde, doorzaagden, doorzaagd)
  2. ausforschen (verhören; befragen; abhören; ausfragen)
    ondervragen; uitvragen; verhoren; overhoren; uithoren
    • ondervragen werkwoord (ondervraag, ondervraagt, ondervroeg, ondervroegen, ondervraagd)
    • uitvragen werkwoord (vraag uit, vraagt uit, vraagde uit, vraagden uit, uitgevraagd)
    • verhoren werkwoord (verhoor, verhoort, verhoorde, verhoorden, verhoord)
    • overhoren werkwoord (overhoor, overhoort, overhoorde, overhoorden, overhoord)
    • uithoren werkwoord (hoor uit, hoort uit, hoorde uit, hoorden uit, uitgehoord)
  3. ausforschen (untersuchen; forschen)
    onderzoeken; naspeuren; nasporen
    • onderzoeken werkwoord (onderzoek, onderzoekt, onderzocht, onderzochten, onderzocht)
    • naspeuren werkwoord (speur na, speurt na, speurde na, speurden na, nagespeurd)
    • nasporen werkwoord (spoor na, spoort na, spoorde na, spoorden na, nagespoord)
  4. ausforschen (durchforschen; erforschen; erkunden; forschen; nachforschen)
    doorvorsen
  5. ausforschen (auskundschaften)
    uitvorsen
    • uitvorsen werkwoord (vors uit, vorst uit, vorste uit, vorsten uit, uitgevorst)
  6. ausforschen (forschen; untersuchen; nachgehen; )
    onderzoeken; vorsen; speuren
    • onderzoeken werkwoord (onderzoek, onderzoekt, onderzocht, onderzochten, onderzocht)
    • vorsen werkwoord (vors, vorst, vorste, vorsten, gevorst)
    • speuren werkwoord (speur, speurt, speurde, speurden, gespeurd)

Conjugations for ausforschen:

Präsens
  1. forsche aus
  2. forscht aus
  3. forscht aus
  4. forschen aus
  5. forscht aus
  6. forschen aus
Imperfekt
  1. forschte aus
  2. forschtest aus
  3. forschte aus
  4. forschten aus
  5. forschtet aus
  6. forschten aus
Perfekt
  1. habe ausgeforscht
  2. hast ausgeforscht
  3. hat ausgeforscht
  4. haben ausgeforscht
  5. habt ausgeforscht
  6. haben ausgeforscht
1. Konjunktiv [1]
  1. forsche aus
  2. forschest aus
  3. forsche aus
  4. forschen aus
  5. forschet aus
  6. forschen aus
2. Konjunktiv
  1. forschete aus
  2. forschetest aus
  3. forschete aus
  4. forscheten aus
  5. forschetet aus
  6. forscheten aus
Futur 1
  1. werde ausforschen
  2. wirst ausforschen
  3. wird ausforschen
  4. werden ausforschen
  5. werdet ausforschen
  6. werden ausforschen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde ausforschen
  2. würdest ausforschen
  3. würde ausforschen
  4. würden ausforschen
  5. würdet ausforschen
  6. würden ausforschen
Diverses
  1. forsch aus!
  2. forscht aus!
  3. forschen Sie aus!
  5. ausgeforscht
  6. ausforschend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor ausforschen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
doorvorsen ausforschen; durchforschen; erforschen; erkunden; forschen; nachforschen
doorvragen ausforschen; weiter fragen
doorzagen ausforschen; weiter fragen
naspeuren ausforschen; forschen; untersuchen erforschen; erproben; nachforschen; nachspüren
nasporen ausforschen; forschen; untersuchen erforschen; erproben; nachforschen; nachspüren
ondervragen abhören; ausforschen; ausfragen; befragen; verhören
onderzoeken ausforschen; befragen; erforschen; erfragen; ergründen; erkunden; erproben; fahnden; forschen; nachforschen; nachgehen; nachspüren; prüfen; spüren; suchen; untersuchen; überprüfen abfühlen; abtasten; ausprobieren; erproben; inspizieren; kontrollieren; proben; prüfen; testen; untersuchen; überprüfen
overhoren abhören; ausforschen; ausfragen; befragen; verhören abhören; examinieren; kontrollieren; nachprüfen; nachsehen; prüfen; testen; überprüfen
speuren ausforschen; befragen; erforschen; erfragen; ergründen; erkunden; erproben; fahnden; forschen; nachforschen; nachgehen; nachspüren; prüfen; spüren; suchen; untersuchen; überprüfen beschnuppern; beschnüffeln; durch die Nase einziehen; fahnden; grasen; herumkramen; nachforschen; schnüffeln; sichern; spionieren; spähen; spüren; stöbern; suchen; wittern
uithoren abhören; ausforschen; ausfragen; befragen; verhören ausschöpfen
uitvorsen ausforschen; auskundschaften
uitvragen abhören; ausforschen; ausfragen; befragen; verhören; weiter fragen
verhoren abhören; ausforschen; ausfragen; befragen; verhören
vorsen ausforschen; befragen; erforschen; erfragen; ergründen; erkunden; erproben; fahnden; forschen; nachforschen; nachgehen; nachspüren; prüfen; spüren; suchen; untersuchen; überprüfen

Synoniemen voor "ausforschen":


Wiktionary: ausforschen

Cross Translation:
FromToVia
• ausforschen → exploreren; nagaan; onderzoeken; uitvissen; uitzoeken; vorsen; examineren; nakijken; nauwkeurig onderzoeken ↔ examiner — observer avec attention, avec réflexion.
• ausforschen → exploreren; onderzoeken; uitzoeken; nagaan; uitvissen; vorsen ↔ explorer — parcourir une région inconnue qu’on venir de découvrir pour en connaître la situation, l’étendue, les mœurs, etc.
• ausforschen → exploreren; nagaan; onderzoeken; uitvissen; uitzoeken; vorsen; opgravingen doen ↔ fouiller — Traductions à trier suivant le sens
• ausforschen → zoeken; wetenschappelijk onderzoeken; exploreren; nagaan; uitvissen; uitzoeken; vorsen; een enquête houden ↔ rechercher — (1)







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0493 seconde
Page rendered in 1.0 seconds