Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. auseinander:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor auseinander (Duits) in het Nederlands

auseinander:

auseinander bijvoeglijk naamwoord

  1. auseinander (entzwei)
    uit elkaar; uiteen; uitelkaar; vaneen; van elkander; uit elkander; van elkaar

Vertaal Matrix voor auseinander:

BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
uiteen auseinander; entzwei
vaneen auseinander; entzwei
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
uit elkaar auseinander; entzwei
uit elkander auseinander; entzwei
uitelkaar auseinander; entzwei
van elkaar auseinander; entzwei
van elkander auseinander; entzwei

Synoniemen voor "auseinander":


Wiktionary: auseinander


Cross Translation:
FromToVia
auseinander uit elkaar; uiteen asunder — into separate parts

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van auseinander